Summary
Dutch to German: more detail...
- gejacht:
- jachten:
-
Wiktionary:
- jachten → drängen, pressen, pressieren, beklemmen, drücken, bedrücken, zwängen, andringen, beharren auf, trotzen, beeilen, beschleunigen, fördern, befördern, schneller machen, akzelerieren
Dutch
Detailed Translations for gejacht from Dutch to German
gejacht:
Translation Matrix for gejacht:
Noun | Related Translations | Other Translations |
Gehetz | gedraaf; gehaast; gehol; gejaag; gejacht; gejakker | gehaastheid; haast; haastigheid; ijl; overijling; spoed |
Gelaufe | gedraaf; gehaast; gehol; gejaag; gejacht; gejakker | geloop; lopen |
Gerenne | gedraaf; gehaast; gehol; gejaag; gejacht; gejakker | geren; rennen |
Hetzerei | gedraaf; gehaast; gehol; gejaag; gejacht; gejakker |
jachten:
-
jachten (jakkeren; reppen; spoeden)
-
jachten (opjagen; ophitsen; voortjagen; opdrijven)
hochtreiben; jagen; hetzen; auftreiben; aufhetzen; aufjagen; antreiben; anspornen; hochdrehen; aufstacheln; aufwirbeln; aufscheuchen-
aufstacheln verb (stachele auf, stachelst auf, stachelt auf, stachelte auf, stacheltet auf, aufgestachelt)
-
aufscheuchen verb
-
jachten (zich haasten; opschieten; jagen; snellen; zich spoeden; vliegen; spoeden; reppen; jakkeren; ijlen)
jagen; hetzen; sich beeilen; hasten; eilen; beeilen; wetzen; sputen-
sich beeilen verb (beeile mich, beeilst dich, beeilt sich, beeilte sich, beeiltet euch, sich beeilt)
-
jachten (tot spoed aanzetten; haasten; spoeden)
Conjugations for jachten:
o.t.t.
- jacht
- jacht
- jacht
- jachten
- jachten
- jachten
o.v.t.
- jachtte
- jachtte
- jachtte
- jachtten
- jachtten
- jachtten
v.t.t.
- heb gejacht
- hebt gejacht
- heeft gejacht
- hebben gejacht
- hebben gejacht
- hebben gejacht
v.v.t.
- had gejacht
- had gejacht
- had gejacht
- hadden gejacht
- hadden gejacht
- hadden gejacht
o.t.t.t.
- zal jachten
- zult jachten
- zal jachten
- zullen jachten
- zullen jachten
- zullen jachten
o.v.t.t.
- zou jachten
- zou jachten
- zou jachten
- zouden jachten
- zouden jachten
- zouden jachten
en verder
- ben gejacht
- bent gejacht
- is gejacht
- zijn gejacht
- zijn gejacht
- zijn gejacht
diversen
- jacht!
- jacht!
- gejacht
- jachtend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for jachten:
Related Words for "jachten":
Wiktionary Translations for jachten:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• jachten | → drängen; pressen; pressieren; beklemmen; drücken; bedrücken; zwängen; andringen; beharren auf; trotzen; beeilen; beschleunigen; fördern; befördern; schneller machen; akzelerieren | ↔ presser — exercer une pression, serrer plus ou moins fort. |