Dutch
Detailed Translations for gelijkstellen from Dutch to German
gelijkstellen:
-
gelijkstellen
gleichstellen-
gleichstellen verb (gleichstelle, gleichstellst, gleichstellt, gleichstellte, gleichstelltet, gleichgestellt)
-
Conjugations for gelijkstellen:
o.t.t.
- stel gelijk
- stelt gelijk
- stelt gelijk
- stellen gelijk
- stellen gelijk
- stellen gelijk
o.v.t.
- stelde gelijk
- stelde gelijk
- stelde gelijk
- stelden gelijk
- stelden gelijk
- stelden gelijk
v.t.t.
- heb gelijkgesteld
- hebt gelijkgesteld
- heeft gelijkgesteld
- hebben gelijkgesteld
- hebben gelijkgesteld
- hebben gelijkgesteld
v.v.t.
- had gelijkgesteld
- had gelijkgesteld
- had gelijkgesteld
- hadden gelijkgesteld
- hadden gelijkgesteld
- hadden gelijkgesteld
o.t.t.t.
- zal gelijkstellen
- zult gelijkstellen
- zal gelijkstellen
- zullen gelijkstellen
- zullen gelijkstellen
- zullen gelijkstellen
o.v.t.t.
- zou gelijkstellen
- zou gelijkstellen
- zou gelijkstellen
- zouden gelijkstellen
- zouden gelijkstellen
- zouden gelijkstellen
en verder
- ben gelijkgesteld
- bent gelijkgesteld
- is gelijkgesteld
- zijn gelijkgesteld
- zijn gelijkgesteld
- zijn gelijkgesteld
diversen
- stel gelijk!
- stelt gelijk!
- gelijkgesteld
- gelijkstellend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for gelijkstellen:
Verb | Related Translations | Other Translations |
gleichstellen | gelijkstellen | assimileren; gelijkzetten; synchroniseren |
External Machine Translations: