Dutch
Detailed Translations for geoefend from Dutch to German
geoefend:
-
geoefend (bekwaam; bedreven)
geübt; erfahren; kundig; geschult; fachmännisch; bewandert; tüchtig; sachverständig-
geübt adj
-
erfahren adj
-
kundig adj
-
geschult adj
-
fachmännisch adj
-
bewandert adj
-
tüchtig adj
-
sachverständig adj
-
Translation Matrix for geoefend:
Related Words for "geoefend":
oefenen:
-
oefenen (repeteren)
üben; repetieren; trainieren; exerzieren; einstudieren; proben; einüben; sichwiederholen; studieren-
einstudieren verb (studiere ein, studierst ein, studiert ein, studierte ein, studiertet ein, einstudiert)
-
sichwiederholen verb
-
oefenen (ontwikkelen; trainen)
üben; ausbilden; entwickeln; bilden; heranbilden-
heranbilden verb (bilde heran, bildst heran, bildet heran, bildete heran, bildetet heran, herangebildet)
-
oefenen (repeteren; herhalen)
repetieren; üben; proben; einüben; einstudieren-
einstudieren verb (studiere ein, studierst ein, studiert ein, studierte ein, studiertet ein, einstudiert)
-
oefenen (trainen; harden; coachen; bekwamen)
trainieren; üben; ausbilden; entwickeln; heranbilden; einstudieren; einüben; bilden; proben; repetieren-
heranbilden verb (bilde heran, bildst heran, bildet heran, bildete heran, bildetet heran, herangebildet)
-
einstudieren verb (studiere ein, studierst ein, studiert ein, studierte ein, studiertet ein, einstudiert)
Conjugations for oefenen:
o.t.t.
- oefen
- oefent
- oefent
- oefenen
- oefenen
- oefenen
o.v.t.
- oefende
- oefende
- oefende
- oefenden
- oefenden
- oefenden
v.t.t.
- heb geoefend
- hebt geoefend
- heeft geoefend
- hebben geoefend
- hebben geoefend
- hebben geoefend
v.v.t.
- had geoefend
- had geoefend
- had geoefend
- hadden geoefend
- hadden geoefend
- hadden geoefend
o.t.t.t.
- zal oefenen
- zult oefenen
- zal oefenen
- zullen oefenen
- zullen oefenen
- zullen oefenen
o.v.t.t.
- zou oefenen
- zou oefenen
- zou oefenen
- zouden oefenen
- zouden oefenen
- zouden oefenen
en verder
- ben geoefend
- bent geoefend
- is geoefend
- zijn geoefend
- zijn geoefend
- zijn geoefend
diversen
- oefen!
- oefent!
- geoefend
- oefenend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze