Summary
Dutch to German:   more detail...
  1. graaf:
  2. graven:
  3. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for graaf from Dutch to German

graaf:

graaf [de ~ (m)] noun

  1. de graaf (landgraaf)
    der Graf; der Landgraf

Translation Matrix for graaf:

NounRelated TranslationsOther Translations
Graf graaf; landgraaf
Landgraf graaf; landgraaf

Wiktionary Translations for graaf:

graaf
noun
  1. Adelstitel

Cross Translation:
FromToVia
graaf Graf count — the male ruler of a county
graaf Graf earl — a British nobleman
graaf Graph graph — an ordered pair in graph theory
graaf Graf comte — antiq|fr dignitaire des derniers temps de l’empire romain et du bas-empire.

graven:

graven verb (graaf, graaft, groef, groeven, gegraven)

  1. graven (delven)
    graben; ausheben; schaufeln
    • graben verb (grabe, gräbst, gräbt, grub, grubt, gegraben)
    • ausheben verb (hebe aus, hebst aus, hebt aus, hob aus, hobt aus, ausgehoben)
    • schaufeln verb (schaufele, schaufelst, schaufelt, schaufelte, schaufeltet, geschaufelt)
  2. graven (opgraven; scheppen; opdelven)
    ausgraben; graben; aufgraben
    • ausgraben verb (grabe aus, gräbst aus, gräbt aus, grub aus, grubt aus, ausgegraben)
    • graben verb (grabe, gräbst, gräbt, grub, grubt, gegraben)
    • aufgraben verb

Conjugations for graven:

o.t.t.
  1. graaf
  2. graaft
  3. graaft
  4. graven
  5. graven
  6. graven
o.v.t.
  1. groef
  2. groef
  3. groef
  4. groeven
  5. groeven
  6. groeven
v.t.t.
  1. heb gegraven
  2. hebt gegraven
  3. heeft gegraven
  4. hebben gegraven
  5. hebben gegraven
  6. hebben gegraven
v.v.t.
  1. had gegraven
  2. had gegraven
  3. had gegraven
  4. hadden gegraven
  5. hadden gegraven
  6. hadden gegraven
o.t.t.t.
  1. zal graven
  2. zult graven
  3. zal graven
  4. zullen graven
  5. zullen graven
  6. zullen graven
o.v.t.t.
  1. zou graven
  2. zou graven
  3. zou graven
  4. zouden graven
  5. zouden graven
  6. zouden graven
en verder
  1. is gegraven
  2. zijn gegraven
diversen
  1. graaf!
  2. graaft!
  3. gegraven
  4. gravend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for graven:

VerbRelated TranslationsOther Translations
aufgraben graven; opdelven; opgraven; scheppen
ausgraben graven; opdelven; opgraven; scheppen blootleggen; uitgraven
ausheben delven; graven heffen; ledigen; leeghalen; leegmaken; legen; lichten; loshalen; naar buiten halen; omhoog brengen; omhoogheffen; opheffen; optillen; tillen; uithalen
graben delven; graven; opdelven; opgraven; scheppen uitgraven
schaufeln delven; graven lepelen; scheppen

Wiktionary Translations for graven:

graven
verb
  1. een gat in de grond maken met de handen of met een graafwerktuig

Cross Translation:
FromToVia
graven graben dig — to move hard-packed earth out of the way
graven graben; wühlen creuser — Faire un trou, un orifice.

External Machine Translations:

Related Translations for graaf