Summary
Dutch to German:   more detail...
  1. happen:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for happend from Dutch to German

happen:

happen verb (hap, hapt, hapte, hapten, gehapt)

  1. happen (toebijten; toehappen; dichtbijten; toesnauwen)
    beißen; anbeißen; zubeißen
    • beißen verb (beiße, beißt, biß, bißt, beißen)
    • anbeißen verb (beiße an, beißt an, bißt an, angebissen)
    • zubeißen verb (beiße zu, beißt zu, biß zu, bißt zu, zugebissen)

Conjugations for happen:

o.t.t.
  1. hap
  2. hapt
  3. hapt
  4. happen
  5. happen
  6. happen
o.v.t.
  1. hapte
  2. hapte
  3. hapte
  4. hapten
  5. hapten
  6. hapten
v.t.t.
  1. heb gehapt
  2. hebt gehapt
  3. heeft gehapt
  4. hebben gehapt
  5. hebben gehapt
  6. hebben gehapt
v.v.t.
  1. had gehapt
  2. had gehapt
  3. had gehapt
  4. hadden gehapt
  5. hadden gehapt
  6. hadden gehapt
o.t.t.t.
  1. zal happen
  2. zult happen
  3. zal happen
  4. zullen happen
  5. zullen happen
  6. zullen happen
o.v.t.t.
  1. zou happen
  2. zou happen
  3. zou happen
  4. zouden happen
  5. zouden happen
  6. zouden happen
diversen
  1. hap!
  2. hapt!
  3. gehapt
  4. happend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

happen [de ~] noun, plural

  1. de happen
    die Bissen

Translation Matrix for happen:

NounRelated TranslationsOther Translations
Bissen happen hap; hapje; snack; tussendoortje; versnapering
VerbRelated TranslationsOther Translations
anbeißen dichtbijten; happen; toebijten; toehappen; toesnauwen aanbijten; aanvreten
beißen dichtbijten; happen; toebijten; toehappen; toesnauwen inetsen
zubeißen dichtbijten; happen; toebijten; toehappen; toesnauwen

Related Words for "happen":


Wiktionary Translations for happen:


Cross Translation:
FromToVia
happen beißen mordre — Serrer avec les dents de manière à entamer. (Sens général).