Adjective | Related Translations | Other Translations |
-
|
gauw; luid
|
|
Not Specified | Related Translations | Other Translations |
-
|
snel
|
|
Modifier | Related Translations | Other Translations |
anzüglich
|
hard; hoog; schel; scherp; schril; snerpend
|
meedogenloos; met sarcasme; sarcastisch; wreed
|
blitzschnell
|
hard; keihard; met hoge snelheid
|
|
brutal
|
hard; hardhandig; onzacht; ruw
|
agressief; barbaars; beestachtig; brutaal; bruut; gewelddadig; hondsbrutaal; inhumaan; monsterlijk; onmenselijk; vrijpostig; wreed
|
emotielos
|
emotieloos; gevoelloos; hard; hardvochtig; harteloos; liefdeloos; ongevoelig; zielloos
|
|
fest
|
hard; hardop; luid
|
betrouwbaar; degelijk; deugdelijk; diepgeworteld; doortastend; drastisch; ferm; hecht; krachtdadig; krachtig; pittig; solide; stevig; straf
|
gefühllos
|
hard; hardop; luid
|
geen pijn voelend; gevoelloos; keihard; meedogenloos; niet-voelend; ongefundeerd; ongegrond; ongemotiveerd; oorverdovend; wreed; zonder grond
|
gellend
|
hard; hoog; schel; scherp; schril; snerpend
|
bitter teleurgesteld; heftig; onbeheerst; onstuimig; verbitterd
|
geräuschvoll
|
hard; hardop; luid; luid klinkend
|
bezet; druk; drukbezet; gonzend; luid; luidkeels; uit volle borst; zoemend
|
gewaltsam
|
hard; hardhandig; onzacht; ruw
|
aanvallend; agressief; brutaal; erg; fel; gewelddadig; heftig; hevig; hondsbrutaal; krachtig; offensief; vrijpostig
|
gewalttätig
|
hard; hardhandig; onzacht; ruw
|
agressief; brutaal; gewelddadig; hondsbrutaal; vrijpostig
|
grell
|
hard; hoog; schel; scherp; schril; snerpend
|
bitter teleurgesteld; felle; heftig; hel; meedogenloos; onbeheerst; onstuimig; verbitterd; wreed
|
grob
|
hard; hardhandig; onzacht; ruw
|
aanmatigend; afgedempt; banaal; barbaars; beestachtig; bot; brutaal; bruut; dierlijk; dorps; gedempt; godgeklaagd; grof; grofgebouwd; heftig; hemeltergend; honds; hondsbrutaal; inhumaan; krukkig; laag-bij-de-grond; log; lomp; meedogenloos; monsterlijk; niet helder; onbeheerst; onbeholpen; onbehouwen; onbeschaafd; onbeschaamd; onbeschoft; onduidelijk; ongegeneerd; ongepast; onhandig; onhebbelijk; onheus; onkies; onmenselijk; onopgevoed; onsierlijk van gedaante; onstuimig; onvertogen; onvriendelijk; plat; platvloers; plomp; respectloos; ruw; schunnig; schutterig; slungelig; stumperig; stuntelig; sukkelig; ten hemel schreiend; triviaal; vaag; verkeerd; verregaand; vervaagd; vrijpostig; vunzig; weggezakt in het geheugen; wreed; zeer ergerlijk
|
haarig
|
hard; hardhandig; onzacht; ruw
|
behaard; bitter teleurgesteld; harig; harige; onduidelijk; ruig; verbitterd; wollig
|
hart
|
hard; hardop; luid
|
barbaars; beestachtig; bikkelhard; bitter teleurgesteld; bruut; erg; fel; heftig; hevig; ijzerhard; inhumaan; keihard; krachtig; massief; meedogenloos; monsterlijk; niet hol; onbeheerst; ondragelijk; onmenselijk; onstuimig; onverbiddelijk; onverbiddelijke; onverdraagbaar; onvermurwbaar; oorverdovend; rakelings; staalhard; steenhard; ternauwernood; verbitterd; wreed
|
hartherzig
|
emotieloos; gevoelloos; hard; hardvochtig; harteloos; liefdeloos; ongevoelig; zielloos
|
onverbiddelijk; onverbiddelijke; onvermurwbaar
|
herb
|
hard; hardop; luid
|
bitter; bitterachtig; galachtig; keihard; onbewaakt; oorverdovend; rins; sec; wrang; zurig; zuur; zuur smakend
|
herzlos
|
hard; hardvochtig; onbarmhartig; ongenadig
|
barbaars; beestachtig; bruut; inhumaan; monsterlijk; onmenselijk; wreed
|
höllisch
|
hard; hoog; schel; scherp; schril; snerpend
|
bitter teleurgesteld; heftig; onbeheerst; onstuimig; verbitterd
|
hörbar
|
hard; hardop; luid
|
keihard; oorverdovend
|
kaltblütig
|
hard; hardop; luid
|
brutaalweg; dapper; doodgemoederd; doodgemoedereerd; doodkalm; doodleuk; gemoedereerd; heldhaftig; heroïsch; kloek; koelbloedig; koudbloedig; meedogenloos; moedig; onverschrokken; stout; stoutmoedig; wreed
|
laut
|
hard; hardop; luid; luid klinkend
|
blijkens; joelend; keihard; lawaaierig; luid; luidruchtig; oorverdovend; opzichtig; protserig; rumoerig; schreeuwend; schreeuwerig
|
lauthals
|
hard; hardop; luid
|
luid; luidkeels; opschepperig; opzichtig; protsend; protserig; schreeuwerig; uit volle borst
|
lautstark
|
hard; hardop; luid; luid klinkend
|
joelend; lawaaierig; luid; luidkeels; luidruchtig; opschepperig; opzichtig; protsend; protserig; rumoerig; schreeuwend; schreeuwerig; uit volle borst
|
lärmend
|
hard; hardop; luid; luid klinkend
|
joelend; opzichtig; protserig; schreeuwend; schreeuwerig
|
mit hoher Geschwindigkeit
|
hard; keihard; met hoge snelheid
|
|
mitleidslos
|
hard; hardvochtig; onbarmhartig; ongenadig
|
genadeloos; meedogenloos; onbarmhartig; ongenadig
|
rauh
|
hard; hardhandig; onzacht; ruw
|
houterig; kaal; koud; laag van temperatuur; niet glad; ongastvrij; onherbergzaam; ruig; ruige; ruw; steriel; stijf; stijve; stram; stroef
|
roh
|
hard; hardhandig; onzacht; ruw
|
agressief; barbaars; beestachtig; bitter teleurgesteld; bruut; gewelddadig; inhumaan; monsterlijk; onbewerkt; ongekookt; ongepast; onkies; onmenselijk; onvertogen; rauw; ruw; verbitterd; verkeerd; wreed
|
rücksichtslos
|
hard; hardvochtig; onbarmhartig; ongenadig
|
nietsontziend; onverbiddelijk; onverbiddelijke; onvermurwbaar
|
rüde
|
hard; hardhandig; onzacht; ruw
|
agressief; banaal; bitter teleurgesteld; gewelddadig; grof; grofgebouwd; laag-bij-de-grond; lomp; plat; platvloers; ruw; schofterig; schunnig; triviaal; verbitterd; vunzig
|
sauer
|
hard; hardop; luid
|
afgezaagd; bitter; boos; ellendig; ergerlijk; gebelgd; gepikeerd; geprikkeld; giftig; irritant; kwaad; langdraadig; langwijlig; lastig; melig; misnoegd; nijdig; ontevreden; ontstemd; rot; saai; verbolgen; vertoornd; vervelend; woedend; wrang; wrevelig; zeer boos; zuur; zuur smakend
|
schnell
|
hard; hardop; luid
|
direct; dra; eerstdaags; frontaal; gauw; gehaast; gejaagd; gestressed; gezwind; haastig; ijlings; jachtig; klassikaal; rap; snel; spoedig; vlot; vlug; weldra
|
schrill
|
hard; hardop; hoog; luid; schel; scherp; schril; snerpend
|
hel; keihard; oorverdovend
|
schroff
|
hard; hardhandig; hoog; onzacht; ruw; schel; scherp; schril; snerpend
|
agressief; bot; bruusk; gewelddadig; grof; grofgebouwd; hel; kortaf; korzelig; lomp; nors; onbehouwen; onbeschaafd; ongelikt; onopgevoed; onzacht; ruw; snauwend; wrevelig
|
schwierig
|
hard; hardop; luid
|
afgezaagd; belastend; bezwarend; complex; delicaat; eigenwijs; eigenzinnig; ellendig; gecompliceerd; gevaarlijk; gewaagd; hachelijk; hardhoofdig; hinderlijk; ingewikkeld; keihard; koppig; kritiek; kritisch; langdraadig; langwijlig; lastig; melig; met veel moeilijkheden gepaard gaan; moeilijk; moeilijk begaanbaar; netelig; onaangenaam; onwillig; oorverdovend; penibel; precair; problematisch; risicovol; riskant; rot; saai; storend; tegendraads; vervelend; weerbarstig; weerspannig
|
steif
|
hard; hardop; luid
|
dwangmatig; houterig; ongedurig; star; stijf; stijfjes; stijfselachtig; stijve; strak; stram; stroef; verstard
|
streng
|
hard; hardop; luid
|
gestreng; houterig; keihard; koud; laag van temperatuur; niet toegevend; onvermurwbaar; oorverdovend; pittig; stijf; stijve; straf; stram; streng; strikt; stringent; stroef; volgens de regels
|
tosend
|
hard; hardop; luid
|
daverend; donderend; heftig; onbeheerst; onstuimig
|
unbarmherzig
|
hard; hardvochtig; onbarmhartig; ongenadig
|
genadeloos; meedogenloos; onbarmhartig; ongenadig
|
unberührt
|
emotieloos; gevoelloos; hard; hardvochtig; harteloos; liefdeloos; ongevoelig; zielloos
|
gaaf; koelbloedig; kuis; maagdelijk; onaangebroken; onaangeraakt; onaangeroerd; onaangetast; onbevlekt; onbewogen; ongebruikt; ongeopend; ongerept; onschuldig; onverschillig; onverzwakt; puur; rein; virginaal; zuiver
|
unsanft
|
hard; hardhandig; hardop; luid; onzacht; ruw
|
agressief; gewelddadig; keihard; oorverdovend
|
unzart
|
hard; hardhandig; onzacht; ruw
|
agressief; gewelddadig; ongepast; onkies; onvertogen; verkeerd
|
wild
|
hard; hardhandig; onzacht; ruw
|
agressief; barbaars; beestachtig; bitter teleurgesteld; bot; bruut; gewelddadig; heftig; inhumaan; lomp; monsterlijk; onbeheerst; onbehouwen; onbeschaafd; onmenselijk; onopgevoed; onstuimig; stoeiziek; tureluurs; verbitterd; wreed
|