Summary
Dutch to German: more detail...
- hernemen:
-
Wiktionary:
- hernemen → wiedererlangen, zurückbekommen, wiederaufführen, wiederholen, fortfahren, wiederaufnehmen, zurückerobern, zurücknehmen
- hernemen → zurückziehen, entlocken, entziehen, extrahieren, zapfen, zücken
Dutch
Detailed Translations for hernomen from Dutch to German
hernemen:
-
hernemen (de draad weer oppakken; hervatten)
Conjugations for hernemen:
o.t.t.
- herneem
- herneemt
- herneemt
- hernemen
- hernemen
- hernemen
o.v.t.
- hernam
- hernam
- hernam
- hernamen
- hernamen
- hernamen
v.t.t.
- heb hernomen
- hebt hernomen
- heeft hernomen
- hebben hernomen
- hebben hernomen
- hebben hernomen
v.v.t.
- had hernomen
- had hernomen
- had hernomen
- hadden hernomen
- hadden hernomen
- hadden hernomen
o.t.t.t.
- zal hernemen
- zult hernemen
- zal hernemen
- zullen hernemen
- zullen hernemen
- zullen hernemen
o.v.t.t.
- zou hernemen
- zou hernemen
- zou hernemen
- zouden hernemen
- zouden hernemen
- zouden hernemen
en verder
- is hernomen
- zijn hernomen
diversen
- herneem!
- herneemt!
- hernomen
- hernemend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for hernemen:
Verb | Related Translations | Other Translations |
den Faden wieder aufnehmen | de draad weer oppakken; hernemen; hervatten | hervatten; opnieuw beginnen |
wieder anfangen | de draad weer oppakken; hernemen; hervatten | |
wieder aufnehmen | de draad weer oppakken; hernemen; hervatten | |
wieder zurücknehmen | de draad weer oppakken; hernemen; hervatten |
Wiktionary Translations for hernemen:
hernemen
Cross Translation:
verb
-
opnieuw krijgen, opnieuw verkrijgen
- hernemen → wiedererlangen; zurückbekommen
-
opnieuw opvoeren
- hernemen → wiederaufführen; wiederholen
-
opnieuw de draad van het gesprek opnemen
- hernemen → fortfahren; wiederaufnehmen
-
opnieuw innemen
- hernemen → zurückerobern
-
nemen wat men eerst heeft gegeven
- hernemen → zurücknehmen
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• hernemen | → zurückziehen; entlocken; entziehen; extrahieren; zapfen; zücken | ↔ retirer — tirer à nouveau. |