Summary
Dutch to German: more detail...
- inwerken:
-
Wiktionary:
- inwerken → beeinflussen, beeinträchtigen, einwirken
Dutch
Detailed Translations for inwerken from Dutch to German
inwerken:
-
inwerken
-
inwerken (voorbereiden op; prepareren)
Conjugations for inwerken:
o.t.t.
- werk in
- werkt in
- werkt in
- werken in
- werken in
- werken in
o.v.t.
- werkte in
- werkte in
- werkte in
- werkten in
- werkten in
- werkten in
v.t.t.
- ben ingewerkt
- bent ingewerkt
- is ingewerkt
- zijn ingewerkt
- zijn ingewerkt
- zijn ingewerkt
v.v.t.
- was ingewerkt
- was ingewerkt
- was ingewerkt
- waren ingewerkt
- waren ingewerkt
- waren ingewerkt
o.t.t.t.
- zal inwerken
- zult inwerken
- zal inwerken
- zullen inwerken
- zullen inwerken
- zullen inwerken
o.v.t.t.
- zou inwerken
- zou inwerken
- zou inwerken
- zouden inwerken
- zouden inwerken
- zouden inwerken
diversen
- werk in!
- werkt in!
- ingewerkt
- inwerkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for inwerken:
Wiktionary Translations for inwerken:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• inwerken | → beeinflussen; beeinträchtigen; einwirken | ↔ impact — to influence |