Dutch
Detailed Translations for jij zeggen from Dutch to German
jij zeggen:
Conjugations for jij zeggen:
o.t.t.
- zeg jij
- zegt jij
- zegt jij
- zeggen jij
- zeggen jij
- zeggen jij
o.v.t.
- zei jij
- zei jij
- zei jij
- zeiden jij
- zeiden jij
- zeiden jij
v.t.t.
- heb jij gezegd
- hebt jij gezegd
- heeft jij gezegd
- hebben jij gezegd
- hebben jij gezegd
- hebben jij gezegd
v.v.t.
- had jij gezegd
- had jij gezegd
- had jij gezegd
- hadden jij gezegd
- hadden jij gezegd
- hadden jij gezegd
o.t.t.t.
- zal jij zeggen
- zult jij zeggen
- zal jij zeggen
- zullen jij zeggen
- zullen jij zeggen
- zullen jij zeggen
o.v.t.t.
- zou jij zeggen
- zou jij zeggen
- zou jij zeggen
- zouden jij zeggen
- zouden jij zeggen
- zouden jij zeggen
en verder
- is jij gezegd
diversen
- zeg jij!
- zegt jij!
- jij gezegd
- jij zeggend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for jij zeggen:
Verb | Related Translations | Other Translations |
duzen | jij zeggen; jijen; tutoyeren |
External Machine Translations: