Summary
Dutch to German:   more detail...
  1. kankeren:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for kankerend from Dutch to German

kankeren:

kankeren verb (kanker, kankert, kankerde, kankerden, gekankerd)

  1. kankeren (over iets mopperen; klagen; mopperen; )
    meckern; nörgeln; brummen; knurren; schimpfen; grunzen; murren; brummeln; brutzeln; über etwas meckern
    • meckern verb (meckere, meckerst, meckert, meckerte, meckertet, gemechert)
    • nörgeln verb (nörgele, nörgelst, nörgelt, nörgelte, nörgeltet, genörgelt)
    • brummen verb (brumme, brummst, brummt, brummte, brummtet, gebrummt)
    • knurren verb (knurre, knurrst, knurrt, knurrte, knurrtet, geknurrt)
    • schimpfen verb (schimpfe, schimpfst, schimpft, schimpfte, schimpftet, geschimpft)
    • grunzen verb (grunze, grunzt, grunzte, grunztet, gegrunzt)
    • murren verb (murre, murrst, murrt, murrte, murrtet, gemurrt)
    • brummeln verb (brummele, brummelst, brummelt, brummelte, brummeltet, gebrummelt)
    • brutzeln verb (brutzele, brutzelst, brutzelt, brutzelte, brutzeltet, gebrutzelt)
  2. kankeren (zeuren)
    schimpfen
    • schimpfen verb (schimpfe, schimpfst, schimpft, schimpfte, schimpftet, geschimpft)

Conjugations for kankeren:

o.t.t.
  1. kanker
  2. kankert
  3. kankert
  4. kankeren
  5. kankeren
  6. kankeren
o.v.t.
  1. kankerde
  2. kankerde
  3. kankerde
  4. kankerden
  5. kankerden
  6. kankerden
v.t.t.
  1. heb gekankerd
  2. hebt gekankerd
  3. heeft gekankerd
  4. hebben gekankerd
  5. hebben gekankerd
  6. hebben gekankerd
v.v.t.
  1. had gekankerd
  2. had gekankerd
  3. had gekankerd
  4. hadden gekankerd
  5. hadden gekankerd
  6. hadden gekankerd
o.t.t.t.
  1. zal kankeren
  2. zult kankeren
  3. zal kankeren
  4. zullen kankeren
  5. zullen kankeren
  6. zullen kankeren
o.v.t.t.
  1. zou kankeren
  2. zou kankeren
  3. zou kankeren
  4. zouden kankeren
  5. zouden kankeren
  6. zouden kankeren
diversen
  1. kanker!
  2. kankert!
  3. gekankerd
  4. kankerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for kankeren:

VerbRelated TranslationsOther Translations
brummeln brommen; kankeren; klagen; mopperen; morren; over iets mopperen; pruttelen knorren; knorrend geluid maken; sakkeren; slissen
brummen brommen; kankeren; klagen; mopperen; morren; over iets mopperen; pruttelen brommen; grommen; knorren; knorrend geluid maken; sakkeren; zoemen
brutzeln brommen; kankeren; klagen; mopperen; morren; over iets mopperen; pruttelen bakken; knorren; knorrend geluid maken; op vuur pruttelen; pruttelen; smoren; stoffen; sudderen
grunzen brommen; kankeren; klagen; mopperen; morren; over iets mopperen; pruttelen donderen; grommen; knorren; knorrend geluid maken; onweren; sakkeren
knurren brommen; kankeren; klagen; mopperen; morren; over iets mopperen; pruttelen grommen; knorren; knorrend geluid maken; sakkeren
meckern brommen; kankeren; klagen; mopperen; morren; over iets mopperen; pruttelen blaten; foeteren; klagen; knorren; knorrend geluid maken; mekkeren; misnoegen uiten; over iets mopperen; protesteren; sputteren; tegenpruttelen; tegensputteren
murren brommen; kankeren; klagen; mopperen; morren; over iets mopperen; pruttelen knorren; knorrend geluid maken; protesteren; sakkeren; sputteren; tegenpruttelen; tegensputteren
nörgeln brommen; kankeren; klagen; mopperen; morren; over iets mopperen; pruttelen etteren; griepen; klieren; zeiken
schimpfen brommen; kankeren; klagen; mopperen; morren; over iets mopperen; pruttelen; zeuren beledigen; donderen; foeteren; fulmineren; kiften; kijven; knorren; knorrend geluid maken; krakelen; razen; ruzie maken; ruziën; schelden; te keer gaan; tekeergaan; tieren; twisten; uit de slof schieten; uitfoeteren; uitjouwen; uitkafferen; uitmaken voor; uitschelden; uitvaren; uitvloeken
über etwas meckern brommen; kankeren; klagen; mopperen; morren; over iets mopperen; pruttelen

Related Words for "kankeren":


Wiktionary Translations for kankeren:

kankeren
Cross Translation:
FromToVia
kankeren nörgeln râler — Faire en respirer un bruit rauque causé par l’embarras des bronches. Il se dit particulièrement des agonisants.