Summary


Dutch

Detailed Translations for kat from Dutch to German

kat:

kat [de ~] noun

  1. de kat
    die Katze; der Kater
  2. de kat (huiskat)
    – klein huisdier dat miauwt 1
    die Katze; die Hauskatze

Translation Matrix for kat:

NounRelated TranslationsOther Translations
Hauskatze huiskat; kat
Kater kat kater; katterig gevoel
Katze huiskat; kat poes
- poes

Related Words for "kat":


Synonyms for "kat":


Related Definitions for "kat":

  1. hatelijke opmerking1
    • ik kréég toch een kat van hem!1
  2. klein huisdier dat miauwt1
    • de kat lag op de bank te slapen1

Wiktionary Translations for kat:

kat
noun
  1. dem Menschen verbundenes, anschmiegsames Haustier (Felis silvestris catus), in zahlreichen Rassen gezüchtet

Cross Translation:
FromToVia
kat Kätzin; Kater; Katze; Pantoffeltiger cat — domestic species
kat Felide; Katze; Feliden; Felidae cat — member of the family Felidae
kat Katze; Kater chat — Chat domestique
kat Katze chat — Félin

katten:

katten verb (kat, katte, katten, gekat)

  1. katten (kritiseren; afkraken; kraken)
    heruntermachen; kritisieren; anprangern; bemängeln; beanstanden; bemäkeln
    • heruntermachen verb (mache herunter, machst herunter, macht herunter, machte herunter, machtet herunter, heruntergemacht)
    • kritisieren verb (kritisiere, kritisierst, kritisiert, kritisierte, kritisiertet, kritisiert)
    • anprangern verb (prangere an, prangerst an, prangert an, prangerte an, prangertet an, angeprangert)
    • bemängeln verb (bemängele, bemängelst, bemängelt, bemängelte, bemängeltet, bemängelt)
    • beanstanden verb (beanstande, beanstandest, beanstandet, beanstandete, beanstandetet, beangestandet)
    • bemäkeln verb (bemäkele, bemäkelst, bemäkelt, bemäkelte, bemäkeltet, bemäkelt)

Conjugations for katten:

o.t.t.
  1. kat
  2. kat
  3. kat
  4. katten
  5. katten
  6. katten
o.v.t.
  1. katte
  2. katte
  3. katte
  4. katten
  5. katten
  6. katten
v.t.t.
  1. heb gekat
  2. hebt gekat
  3. heeft gekat
  4. hebben gekat
  5. hebben gekat
  6. hebben gekat
v.v.t.
  1. had gekat
  2. had gekat
  3. had gekat
  4. hadden gekat
  5. hadden gekat
  6. hadden gekat
o.t.t.t.
  1. zal katten
  2. zult katten
  3. zal katten
  4. zullen katten
  5. zullen katten
  6. zullen katten
o.v.t.t.
  1. zou katten
  2. zou katten
  3. zou katten
  4. zouden katten
  5. zouden katten
  6. zouden katten
diversen
  1. kat!
  2. kat!
  3. gekat
  4. kattend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for katten:

VerbRelated TranslationsOther Translations
anprangern afkraken; katten; kraken; kritiseren hekelen
beanstanden afkraken; katten; kraken; kritiseren aanmerking maken; afkeuren; bediscussiëren; bepraten; bespreken; bezwaar aantekenen; bezwaar maken; bezwaren; doorpraten; doorspreken; een klacht indienen; eisen; hekelen; klagen; ongeschikt verklaren; praten over; reclameren; vitten; zeuren; zich beklagen; zijn beklag indienen
bemäkeln afkraken; katten; kraken; kritiseren hekelen
bemängeln afkraken; katten; kraken; kritiseren bedillen; betuttelen; hekelen; vitten
heruntermachen afkraken; katten; kraken; kritiseren achteruitgaan; degenereren; ontaarden; verderven; verworden
kritisieren afkraken; katten; kraken; kritiseren bekritiseren; beoordelen; fel bekritiseren; goed- of afkeuren; hekelen; neerhalen; omlaaghalen; vitten

Related Words for "katten":



Related Translations for kat