Summary
Dutch to German:   more detail...
  1. kijven:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for kijf from Dutch to German

kijven:

kijven verb (kijf, kijft, keef, keven, gekeven)

  1. kijven (ruzie maken; ruziën; twisten; krakelen; kiften)
    streiten; schimpfen; zanken; schelten; keifen; sichzanken; sichstreiten
    • streiten verb (streite, streitest, streitet, stritt, strittet, gestritten)
    • schimpfen verb (schimpfe, schimpfst, schimpft, schimpfte, schimpftet, geschimpft)
    • zanken verb (zanke, zankst, zankt, zankte, zanktet, gezank)
    • schelten verb (schelte, schiltst, schilt, schalt, schaltet, gescholten)
    • keifen verb (keife, keifst, keift, keifte, keiftet, gekeift)
    • sichzanken verb

Conjugations for kijven:

o.t.t.
  1. kijf
  2. kijft
  3. kijft
  4. kijven
  5. kijven
  6. kijven
o.v.t.
  1. keef
  2. keef
  3. keef
  4. keven
  5. keven
  6. keven
v.t.t.
  1. heb gekeven
  2. hebt gekeven
  3. heeft gekeven
  4. hebben gekeven
  5. hebben gekeven
  6. hebben gekeven
v.v.t.
  1. had gekeven
  2. had gekeven
  3. had gekeven
  4. hadden gekeven
  5. hadden gekeven
  6. hadden gekeven
o.t.t.t.
  1. zal kijven
  2. zult kijven
  3. zal kijven
  4. zullen kijven
  5. zullen kijven
  6. zullen kijven
o.v.t.t.
  1. zou kijven
  2. zou kijven
  3. zou kijven
  4. zouden kijven
  5. zouden kijven
  6. zouden kijven
diversen
  1. kijf!
  2. kijft!
  3. gekeven
  4. kijvend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for kijven:

VerbRelated TranslationsOther Translations
keifen kiften; kijven; krakelen; ruzie maken; ruziën; twisten brullen; donderen; gillen; janken; tekeergaan; uit de slof schieten; uitvaren
schelten kiften; kijven; krakelen; ruzie maken; ruziën; twisten aanrekenen; aanwrijven; beledigen; berispen; beschuldigen; blameren; donderen; foeteren; fulmineren; gispen; iemand iets aanrekenen; iemand iets verwijten; kwalijk nemen; laken; manen; nadragen; razen; schelden; schelden op; te keer gaan; tekeergaan; terechtwijzen; tieren; uit de slof schieten; uitjouwen; uitmaken voor; uitschelden; uitvaren; vermanen; verwijten; voor de voeten gooien; voorhouden; waarschuwen
schimpfen kiften; kijven; krakelen; ruzie maken; ruziën; twisten beledigen; brommen; donderen; foeteren; fulmineren; kankeren; klagen; knorren; knorrend geluid maken; mopperen; morren; over iets mopperen; pruttelen; razen; schelden; te keer gaan; tekeergaan; tieren; uit de slof schieten; uitfoeteren; uitjouwen; uitkafferen; uitmaken voor; uitschelden; uitvaren; uitvloeken; zeuren
sichstreiten kiften; kijven; krakelen; ruzie maken; ruziën; twisten
sichzanken kiften; kijven; krakelen; ruzie maken; ruziën; twisten argumenteren; disputeren; redetwisten; twisten
streiten kiften; kijven; krakelen; ruzie maken; ruziën; twisten argumenteren; bakkeleien; bekampen; bestrijden; bevechten; disputeren; duelleren; harrewarren; in de clinch liggen; kampen; kibbelen; knokken; matten; redetwisten; ruzie hebben; strijd voeren; strijden; twisten; vechten
zanken kiften; kijven; krakelen; ruzie maken; ruziën; twisten harrewarren; kibbelen; kiften

Related Definitions for "kijven":

  1. scheldend ruziemaken1
    • die vrouwen kijven tegen elkaar1

Wiktionary Translations for kijven:

kijven
verb
  1. ruzie maken, een woordenstrijd hebben