Summary
Dutch to German:   more detail...
  1. kistjes:
  2. kistje:


Dutch

Detailed Translations for kistjes from Dutch to German

kistjes:

kistjes [de ~] noun, plural

  1. de kistjes (schoenen; schoeisel)
    der Schuhe; Schuhwerk; die Fußbekleidung
  2. de kistjes (schrijnen)
    der Schreine

Translation Matrix for kistjes:

NounRelated TranslationsOther Translations
Fußbekleidung kistjes; schoeisel; schoenen
Schreine kistjes; schrijnen kabinetjes; kabinetten; kasten; kastjes
Schuhe kistjes; schoeisel; schoenen
Schuhwerk kistjes; schoeisel; schoenen

Related Words for "kistjes":


kistjes form of kistje:

kistje [het ~] noun

  1. het kistje (kratje)
    Kästchen; die Kiste

Translation Matrix for kistje:

NounRelated TranslationsOther Translations
Kiste kistje; kratje kist; krat
Kästchen kistje; kratje doosje; herenkostuum; kabinetje; kast; kastje; kleine opbergdoos; moot; pak; plak; relikwiehouder; schrijn; tranche
OtherRelated TranslationsOther Translations
Kiste kist

Related Words for "kistje":