Summary
Dutch to German:   more detail...
  1. kleinhakken:


Dutch

Detailed Translations for kleinhakt from Dutch to German

kleinhakken:

kleinhakken verb (hak klein, hakt klein, hakte klein, hakten klein, klein gehakt)

  1. kleinhakken (fijnhakken; hakken)
    hobeln; feinhacken; hacken
    • hobeln verb (hoble, hobelst, hobelt, hobelte, hobeltet, gehobelt)
    • feinhacken verb
    • hacken verb (hacke, hackst, hackt, hackte, hacktet, gehackt)

Conjugations for kleinhakken:

o.t.t.
  1. hak klein
  2. hakt klein
  3. hakt klein
  4. hakken klein
  5. hakken klein
  6. hakken klein
o.v.t.
  1. hakte klein
  2. hakte klein
  3. hakte klein
  4. hakten klein
  5. hakten klein
  6. hakten klein
v.t.t.
  1. heb klein gehakt
  2. hebt klein gehakt
  3. heeft klein gehakt
  4. hebben klein gehakt
  5. hebben klein gehakt
  6. hebben klein gehakt
v.v.t.
  1. had klein gehakt
  2. had klein gehakt
  3. had klein gehakt
  4. hadden klein gehakt
  5. hadden klein gehakt
  6. hadden klein gehakt
o.t.t.t.
  1. zal kleinhakken
  2. zult kleinhakken
  3. zal kleinhakken
  4. zullen kleinhakken
  5. zullen kleinhakken
  6. zullen kleinhakken
o.v.t.t.
  1. zou kleinhakken
  2. zou kleinhakken
  3. zou kleinhakken
  4. zouden kleinhakken
  5. zouden kleinhakken
  6. zouden kleinhakken
en verder
  1. is klein gehakt
diversen
  1. hak klein!
  2. hakt klein!
  3. klein gehakt
  4. klein hakkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for kleinhakken:

VerbRelated TranslationsOther Translations
feinhacken fijnhakken; hakken; kleinhakken
hacken fijnhakken; hakken; kleinhakken bomen kappen; hakken; houwen; in stukken hakken; kappen; kletteren; omhakken; rammelen; schoffelen; vellen; wieden
hobeln fijnhakken; hakken; kleinhakken