Home ->Dictionaries ->Dutch/German ->Translate kletskousen

Translate kletskousen from Dutch to German

Summary

Dutch to German: more detail...

kletskousen:
- Quassler; Quatschköpfe; Quasselfritzen
kletskous:
- Schwätzerin; Quasselstrippe; Klatschbase; Klatschmaul; Faseltante; Quasseltante; Faselhans; jemand der sehr viel Unsinn redet
Wiktionary:
- kletskous → Quasselstrippe
- kletskous → geschwätzig, schwatzhaft

Dutch

Detailed Translations for kletskousen from Dutch to German

kletskousen:

kletskousen [de ~] noun, plural

de kletskousen (kletskoppen; babbelaars; kletsmajoors; kletsmajoren)
der Quassler; der Quatschköpfe; der Quasselfritzen
- Quassler [der ~] noun
- Quatschköpfe [der ~] noun
- Quasselfritzen [der ~] noun

Translation Matrix for kletskousen:

Noun	Related Translations	Other Translations
Quasselfritzen	babbelaars; kletskoppen; kletskousen; kletsmajoors; kletsmajoren
Quassler	babbelaars; kletskoppen; kletskousen; kletsmajoors; kletsmajoren
Quatschköpfe	babbelaars; kletskoppen; kletskousen; kletsmajoors; kletsmajoren

Related Words for "kletskousen":

kletskous

kletskous:

kletskous [de ~] noun

de kletskous (kletstante; babbelaarster; leuterkous; leuteraarster)
die Schwätzerin; die Quasselstrippe; der Klatschbase; Klatschmaul; die Faseltante; die Quasseltante; der Faselhans
- Schwätzerin [die ~] noun
- Quasselstrippe [die ~] noun
- Klatschbase [der ~] noun
- Klatschmaul [das ~] noun
- Faseltante [die ~] noun
- Quasseltante [die ~] noun
- Faselhans [der ~] noun
de kletskous (kwebbel; klep; kletskop; babbelaar; zwammer; zwetser; kletsmajoor; leuteraar)
der Klatschbase; der jemand der sehr viel Unsinn redet
- Klatschbase [der ~] noun
- jemand der sehr viel Unsinn redet [der ~] noun

Translation Matrix for kletskous:

Noun	Related Translations	Other Translations
Faselhans	babbelaarster; kletskous; kletstante; leuteraarster; leuterkous	babbelaar; hannes; keutelaar; kletser; leuterkous; ouwehoer; sijsjeslijmer; slak; sukkel; talmer; teut; treuzel; treuzelaar; treuzelkous; zwamneus
Faseltante	babbelaarster; kletskous; kletstante; leuteraarster; leuterkous	babbelaar; kletser; leuterkous; ouwehoer; zwamneus
Klatschbase	babbelaar; babbelaarster; klep; kletskop; kletskous; kletsmajoor; kletstante; kwebbel; leuteraar; leuteraarster; leuterkous; zwammer; zwetser	flapuit
Klatschmaul	babbelaarster; kletskous; kletstante; leuteraarster; leuterkous	roddelaar; roddelaarster
Quasselstrippe	babbelaarster; kletskous; kletstante; leuteraarster; leuterkous	flapuit; hannes; keutelaar; sijsjeslijmer; slak; sukkel; talmer; teut; treuzel; treuzelaar; treuzelkous
Quasseltante	babbelaarster; kletskous; kletstante; leuteraarster; leuterkous	flapuit
Schwätzerin	babbelaarster; kletskous; kletstante; leuteraarster; leuterkous
jemand der sehr viel Unsinn redet	babbelaar; klep; kletskop; kletskous; kletsmajoor; kwebbel; leuteraar; zwammer; zwetser

Related Words for "kletskous":

kletskousen

Wiktionary Translations for kletskous:

kletskous

noun

Person, die viel und gern reden
- Quasselstrippe → kletskous; kletsmajoor

Cross Translation:

From	To	Via
• kletskous	→ geschwätzig; schwatzhaft	↔ babillard — Celui, celle qui aime à babiller
• kletskous	→ geschwätzig; schwatzhaft	↔ bavard — Qui a l’habitude de bavarder.