Summary
Dutch to German:   more detail...
  1. knakker:


Dutch

Detailed Translations for knakker from Dutch to German

knakker:

knakker [de ~ (m)] noun

  1. de knakker (kerel; man; knul; )
    der Mann; der Kerl; Kerlchen; der Bursche; der Bruder; der Geselle
  2. de knakker (gozer; knul; kerel; goser; vent)
    der Mann; der Typ; der Kerl

Translation Matrix for knakker:

NounRelated TranslationsOther Translations
Bruder gast; gozer; kerel; knakker; knul; man; vent broeder; broer; broer of zus; diaken; hulp; verpleger; ziekenbroeder; ziekenoppasser; zus
Bursche gast; gozer; kerel; knakker; knul; man; vent baasje; jonge knaap; jongeling; jongeman; klein kereltje
Geselle gast; gozer; kerel; knakker; knul; man; vent aanhanger; assistent; butler; discipel; gezel; gezellin; helper; herenknecht; hulp; kamerbediende; kamerdienaar; maat; navolger; partner; secondant; volgeling; volger
Kerl gast; goser; gozer; kerel; knakker; knul; man; vent butler; fatje; heertje; herenknecht; kamerbediende; kamerdienaar; kerel; knullen; man; manspersoon; vent
Kerlchen gast; gozer; kerel; knakker; knul; man; vent baasje; dreumes; hummel; joch; jochie; klein jongetje; klein kereltje; klein kind; kleintje; peuter; uk; ventje; worm; wurm
Mann gast; goser; gozer; kerel; knakker; knul; man; vent butler; echtgenoot; echtgenote; eega; gade; herenknecht; kamerbediende; kamerdienaar; kerel; levensgezel; levenspartner; man; manspersoon; partner; vent; vrouw
Typ goser; gozer; kerel; knakker; knul; vent figuur; genre; individu; slag; soort; type

Related Words for "knakker":

  • knakkers

External Machine Translations: