Summary
Dutch to German:   more detail...
  1. kozen:


Dutch

Detailed Translations for koosden from Dutch to German

kozen:

kozen verb (koos, koost, koosde, koosden, gekoosd)

  1. kozen
    kosen; liebkosen
    • kosen verb (kose, kosst, kost, koste, kostet, gekost)
    • liebkosen verb (liebkose, liebkosest, liebkost, liebkoste, liebkostet, liebgekost)

Conjugations for kozen:

o.t.t.
  1. koos
  2. koost
  3. koost
  4. kozen
  5. kozen
  6. kozen
o.v.t.
  1. koosde
  2. koosde
  3. koosde
  4. koosden
  5. koosden
  6. koosden
v.t.t.
  1. heb gekoosd
  2. hebt gekoosd
  3. heeft gekoosd
  4. hebben gekoosd
  5. hebben gekoosd
  6. hebben gekoosd
v.v.t.
  1. had gekoosd
  2. had gekoosd
  3. had gekoosd
  4. hadden gekoosd
  5. hadden gekoosd
  6. hadden gekoosd
o.t.t.t.
  1. zal kozen
  2. zult kozen
  3. zal kozen
  4. zullen kozen
  5. zullen kozen
  6. zullen kozen
o.v.t.t.
  1. zou kozen
  2. zou kozen
  3. zou kozen
  4. zouden kozen
  5. zouden kozen
  6. zouden kozen
diversen
  1. koos!
  2. koost!
  3. gekoosd
  4. kozend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for kozen:

VerbRelated TranslationsOther Translations
kosen kozen knuffelen; liefkozen; opwekken; opwinden; prikkelen; stimuleren
liebkosen kozen knuffelen; liefkozen
ModifierRelated TranslationsOther Translations
liebkosen geliefkoosd; gestreeld uit liefde

External Machine Translations: