Summary
Dutch to German:   more detail...
  1. krabben:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for krabden from Dutch to German

krabden form of krabben:

krabben verb (krab, krabt, krabde, krabden, gekrabd)

  1. krabben (wortels schrapen; schrappen)

Conjugations for krabben:

o.t.t.
  1. krab
  2. krabt
  3. krabt
  4. krabben
  5. krabben
  6. krabben
o.v.t.
  1. krabde
  2. krabde
  3. krabde
  4. krabden
  5. krabden
  6. krabden
v.t.t.
  1. heb gekrabd
  2. hebt gekrabd
  3. heeft gekrabd
  4. hebben gekrabd
  5. hebben gekrabd
  6. hebben gekrabd
v.v.t.
  1. had gekrabd
  2. had gekrabd
  3. had gekrabd
  4. hadden gekrabd
  5. hadden gekrabd
  6. hadden gekrabd
o.t.t.t.
  1. zal krabben
  2. zult krabben
  3. zal krabben
  4. zullen krabben
  5. zullen krabben
  6. zullen krabben
o.v.t.t.
  1. zou krabben
  2. zou krabben
  3. zou krabben
  4. zouden krabben
  5. zouden krabben
  6. zouden krabben
en verder
  1. ben gekrabd
  2. bent gekrabd
  3. is gekrabd
  4. zijn gekrabd
  5. zijn gekrabd
  6. zijn gekrabd
diversen
  1. krab!
  2. krabt!
  3. gekrabd
  4. krabbend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for krabben:

VerbRelated TranslationsOther Translations
Möhren schaben krabben; schrappen; wortels schrapen

Related Words for "krabben":


Wiktionary Translations for krabben:

krabben
verb
  1. met de nagels bewerken

Cross Translation:
FromToVia
krabben kratzen scratch — To rub a surface with a sharp object
krabben jucken; schaben; kratzen; radieren; schrapen; ritzen gratterracler pour nettoyer, pour effacer ou pour polir.
krabben kratzen; ritzen grifferégratigner d’un coup de griffe.

External Machine Translations: