Summary
Dutch
Detailed Translations for krijs from Dutch to German
krijsen:
Conjugations for krijsen:
o.t.t.
- krijs
- krijst
- krijst
- krijsen
- krijsen
- krijsen
o.v.t.
- krijste
- krijste
- krijste
- krijsten
- krijsten
- krijsten
v.t.t.
- heb gekrijst
- hebt gekrijst
- heeft gekrijst
- hebben gekrijst
- hebben gekrijst
- hebben gekrijst
v.v.t.
- had gekrijst
- had gekrijst
- had gekrijst
- hadden gekrijst
- hadden gekrijst
- hadden gekrijst
o.t.t.t.
- zal krijsen
- zult krijsen
- zal krijsen
- zullen krijsen
- zullen krijsen
- zullen krijsen
o.v.t.t.
- zou krijsen
- zou krijsen
- zou krijsen
- zouden krijsen
- zouden krijsen
- zouden krijsen
diversen
- krijs!
- krijst!
- gekrijst
- krijsend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for krijsen:
Wiktionary Translations for krijsen:
krijsen
Cross Translation:
verb
-
luidkeels schreeuwend een hoog geluid voortbrengen
- krijsen → kreischen
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• krijsen | → schreien | ↔ cry — intransitive: to shout, scream, yell |
• krijsen | → Kreischen | ↔ shriek — a sharp, shrill outcry or scream |
• krijsen | → kreischen | ↔ shriek — to utter a loud, sharp, shrill sound or cry |
• krijsen | → kreischen | ↔ squeal — to scream a high-pitched squeal |
Wiktionary Translations for krijs:
External Machine Translations: