Dutch
Detailed Translations for las from Dutch to German
las:
-
de las (lasnaad; welnaad)
die Schweißnaht -
de las (samenvoeging; verbinding)
-
de las (tussenvoegsel; tussenstuk; tussenzetsel)
Translation Matrix for las:
Related Words for "las":
lezen:
-
lezen
Conjugations for lezen:
o.t.t.
- lees
- leest
- leest
- lezen
- lezen
- lezen
o.v.t.
- las
- las
- las
- lazen
- lazen
- lazen
v.t.t.
- heb gelezen
- hebt gelezen
- heeft gelezen
- hebben gelezen
- hebben gelezen
- hebben gelezen
v.v.t.
- had gelezen
- had gelezen
- had gelezen
- hadden gelezen
- hadden gelezen
- hadden gelezen
o.t.t.t.
- zal lezen
- zult lezen
- zal lezen
- zullen lezen
- zullen lezen
- zullen lezen
o.v.t.t.
- zou lezen
- zou lezen
- zou lezen
- zouden lezen
- zouden lezen
- zouden lezen
en verder
- is gelezen
- zijn gelezen
diversen
- lees!
- leest!
- gelezen
- lezend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
lezen
Translation Matrix for lezen:
Noun | Related Translations | Other Translations |
Ablesen | lezen | aflezen; oplezen; schriftlezing |
Lektüre | lezen | lectuur; leesvoer; schriftlezing |
Lesen | lezen | |
Verb | Related Translations | Other Translations |
lesen | lezen | bestuderen; bijeen lezen; oogsten; plukken; verzamelen |
Related Definitions for "lezen":
Wiktionary Translations for lezen:
lezen
Cross Translation:
verb
lezen
-
zien en interpreteren van tekst
- lezen → lesen
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• lezen | → lesen | ↔ read — look at and interpret letters or other information |
• lezen | → Lesen | ↔ reading — the process of interpreting written language |
• lezen | → überfliegen | ↔ skim — read quickly, skipping some detail |
• lezen | → lesen | ↔ lire — interpréter des informations écrites sous forme de mots ou de dessins sur un support. |
lassen:
-
lassen
-
lassen (aaneenlassen)
Conjugations for lassen:
o.t.t.
- las
- last
- last
- lassen
- lassen
- lassen
o.v.t.
- laste
- laste
- laste
- lasten
- lasten
- lasten
v.t.t.
- heb gelast
- hebt gelast
- heeft gelast
- hebben gelast
- hebben gelast
- hebben gelast
v.v.t.
- had gelast
- had gelast
- had gelast
- hadden gelast
- hadden gelast
- hadden gelast
o.t.t.t.
- zal lassen
- zult lassen
- zal lassen
- zullen lassen
- zullen lassen
- zullen lassen
o.v.t.t.
- zou lassen
- zou lassen
- zou lassen
- zouden lassen
- zouden lassen
- zouden lassen
en verder
- is gelast
diversen
- las!
- last!
- gelast
- lassend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for lassen:
Noun | Related Translations | Other Translations |
Schweißen | lasnaden; lassen; welnaden | |
Schweißnaht | lasnaden; lassen; welnaden | las; lasnaad; naad; voeg; welnaad |
Verb | Related Translations | Other Translations |
schweißen | lassen | |
verschweißen | lassen | |
zusammenschweißen | aaneenlassen; lassen |