Dutch
Detailed Translations for lastig maken from Dutch to German
lastig maken:
-
lastig maken
Conjugations for lastig maken:
o.t.t.
- maak lastig
- maakt lastig
- maakt lastig
- maken lastig
- maken lastig
- maken lastig
o.v.t.
- maakte lastig
- maakte lastig
- maakte lastig
- maakten lastig
- maakten lastig
- maakten lastig
v.t.t.
- heb lastig gemaakt
- hebt lastig gemaakt
- heeft lastig gemaakt
- hebben lastig gemaakt
- hebben lastig gemaakt
- hebben lastig gemaakt
v.v.t.
- had lastig gemaakt
- had lastig gemaakt
- had lastig gemaakt
- hadden lastig gemaakt
- hadden lastig gemaakt
- hadden lastig gemaakt
o.t.t.t.
- zal lastig maken
- zult lastig maken
- zal lastig maken
- zullen lastig maken
- zullen lastig maken
- zullen lastig maken
o.v.t.t.
- zou lastig maken
- zou lastig maken
- zou lastig maken
- zouden lastig maken
- zouden lastig maken
- zouden lastig maken
diversen
- maak lastig!
- maakt lastig!
- lastig gemaakt
- lastig makend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for lastig maken:
Verb | Related Translations | Other Translations |
Schwerer machen | lastig maken | bezwaren; gewicht toevoegen; verzwaren; zwaarder maken |
erschweren | lastig maken | bemoeilijken; bezwaren; compliceren; gewicht toevoegen; ingewikkeld maken; moeilijk maken; moeilijker maken; verzwaren; zwaarder maken |