Dutch
Detailed Translations for laxeren from Dutch to German
laxeren:
-
laxeren (purgeren)
-
laxeren (purgeren)
Conjugations for laxeren:
o.t.t.
- laxeer
- laxeert
- laxeert
- laxeren
- laxeren
- laxeren
o.v.t.
- laxeerde
- laxeerde
- laxeerde
- laxeerden
- laxeerden
- laxeerden
v.t.t.
- heb gelaxeerd
- hebt gelaxeerd
- heeft gelaxeerd
- hebben gelaxeerd
- hebben gelaxeerd
- hebben gelaxeerd
v.v.t.
- had gelaxeerd
- had gelaxeerd
- had gelaxeerd
- hadden gelaxeerd
- hadden gelaxeerd
- hadden gelaxeerd
o.t.t.t.
- zal laxeren
- zult laxeren
- zal laxeren
- zullen laxeren
- zullen laxeren
- zullen laxeren
o.v.t.t.
- zou laxeren
- zou laxeren
- zou laxeren
- zouden laxeren
- zouden laxeren
- zouden laxeren
en verder
- is gelaxeerd
diversen
- laxeer!
- laxeert!
- gelaxeerd
- laxerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for laxeren:
Noun | Related Translations | Other Translations |
Abführen | laxeren; purgeren | lozen; spuien; wegleiden |
Laxieren | laxeren; purgeren | |
Verb | Related Translations | Other Translations |
laxieren | laxeren; purgeren |