Summary
Dutch
Detailed Translations for namen from Dutch to German
nemen:
Conjugations for nemen:
o.t.t.
- neem
- neemt
- neemt
- nemen
- nemen
- nemen
o.v.t.
- nam
- nam
- nam
- namen
- namen
- namen
v.t.t.
- heb genomen
- hebt genomen
- heeft genomen
- hebben genomen
- hebben genomen
- hebben genomen
v.v.t.
- had genomen
- had genomen
- had genomen
- hadden genomen
- hadden genomen
- hadden genomen
o.t.t.t.
- zal nemen
- zult nemen
- zal nemen
- zullen nemen
- zullen nemen
- zullen nemen
o.v.t.t.
- zou nemen
- zou nemen
- zou nemen
- zouden nemen
- zouden nemen
- zouden nemen
en verder
- ben genomen
- bent genomen
- is genomen
- zijn genomen
- zijn genomen
- zijn genomen
diversen
- neem!
- neemt!
- genomen
- nemend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for nemen:
Synonyms for "nemen":
Antonyms for "nemen":
Related Definitions for "nemen":
Wiktionary Translations for nemen:
nemen
Cross Translation:
verb
nemen
-
iets vastpakken met de handen
-
intrek nemen
- nemen → einziehen
-
op de schop nemen
- nemen → völlig umgestalten
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• nemen | → anschaffen; schnappen; kriegen; erwischen; holen; besorgen | ↔ get — obtain |
• nemen | → nehmen; greifen | ↔ take — to grab with the hands |
• nemen | → nehmen | ↔ take — to grab and move to oneself |
• nemen | → nehmen | ↔ take — to get into one's possession |
External Machine Translations: