Dutch
Detailed Translations for neerzien from Dutch to German
neerzien:
-
neerzien (uit een hoger punt naar beneden zien)
hinuntersehen; herabsehen; hinunterblicken; herunterblicken-
hinuntersehen verb
-
hinunterblicken verb (blicke hinunter, blickst hinunter, blickt hinunter, blickte hinunter, blicktet hinunter, hinuntergeblickt)
-
herunterblicken verb
-
Conjugations for neerzien:
o.t.t.
- zie neer
- ziet neer
- ziet neer
- zien neer
- zien neer
- zien neer
o.v.t.
- zag neer
- zag neer
- zag neer
- zagen neer
- zagen neer
- zagen neer
v.t.t.
- heb neergezien
- hebt neergezien
- heeft neergezien
- hebben neergezien
- hebben neergezien
- hebben neergezien
v.v.t.
- had neergezien
- had neergezien
- had neergezien
- hadden neergezien
- hadden neergezien
- hadden neergezien
o.t.t.t.
- zal neerzien
- zult neerzien
- zal neerzien
- zullen neerzien
- zullen neerzien
- zullen neerzien
o.v.t.t.
- zou neerzien
- zou neerzien
- zou neerzien
- zouden neerzien
- zouden neerzien
- zouden neerzien
diversen
- zie neer!
- ziet neer!
- neergezien
- neerziend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze