Dutch
Detailed Translations for niet kunnen hebben from Dutch to German
niet kunnen hebben:
niet kunnen hebben verb (kan niet hebben, kunt niet hebben, kon niet hebben, konden niet hebben, niet kunnen hebben)
-
niet kunnen hebben (niet kunnen verdragen)
Conjugations for niet kunnen hebben:
o.t.t.
- kan niet hebben
- kunt niet hebben
- kan niet hebben
- kunnen niet hebben
- kunnen niet hebben
- kunnen niet hebben
o.v.t.
- kon niet hebben
- kon niet hebben
- kon niet hebben
- konden niet hebben
- konden niet hebben
- konden niet hebben
v.t.t.
- heb niet kunnen hebben
- hebt niet kunnen hebben
- heeft niet kunnen hebben
- hebben niet kunnen hebben
- hebben niet kunnen hebben
- hebben niet kunnen hebben
v.v.t.
- had niet kunnen hebben
- had niet kunnen hebben
- had niet kunnen hebben
- hadden niet kunnen hebben
- hadden niet kunnen hebben
- hadden niet kunnen hebben
o.t.t.t.
- zal niet kunnen hebben
- zult niet kunnen hebben
- zal niet kunnen hebben
- zullen niet kunnen hebben
- zullen niet kunnen hebben
- zullen niet kunnen hebben
o.v.t.t.
- zou niet kunnen hebben
- zou niet kunnen hebben
- zou niet kunnen hebben
- zouden niet kunnen hebben
- zouden niet kunnen hebben
- zouden niet kunnen hebben
diversen
- kan niet hebben!
- niet kunnen hebben
- niet hebben kunnend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for niet kunnen hebben:
Verb | Related Translations | Other Translations |
nicht ertragen können | niet kunnen hebben; niet kunnen verdragen |