Summary
Dutch to German: more detail...
- notuleren:
-
Wiktionary:
- notuleren → aufzeichnen, protokollieren
Dutch
Detailed Translations for notuleer from Dutch to German
notuleren:
-
notuleren
Conjugations for notuleren:
o.t.t.
- notuleer
- notuleert
- notuleert
- notuleren
- notuleren
- notuleren
o.v.t.
- notuleerde
- notuleerde
- notuleerde
- notuleerden
- notuleerden
- notuleerden
v.t.t.
- heb genotuleerd
- hebt genotuleerd
- heeft genotuleerd
- hebben genotuleerd
- hebben genotuleerd
- hebben genotuleerd
v.v.t.
- had genotuleerd
- had genotuleerd
- had genotuleerd
- hadden genotuleerd
- hadden genotuleerd
- hadden genotuleerd
o.t.t.t.
- zal notuleren
- zult notuleren
- zal notuleren
- zullen notuleren
- zullen notuleren
- zullen notuleren
o.v.t.t.
- zou notuleren
- zou notuleren
- zou notuleren
- zouden notuleren
- zouden notuleren
- zouden notuleren
en verder
- is genotuleerd
- zijn genotuleerd
diversen
- notuleer!
- notuleert!
- genotuleerd
- notulerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for notuleren:
Verb | Related Translations | Other Translations |
protokollieren | notuleren |
Wiktionary Translations for notuleren:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• notuleren | → aufzeichnen; protokollieren | ↔ minute — to write |