Summary
Dutch to German:   more detail...
  1. omheinen:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for omheinen from Dutch to German

omheinen:

omheinen verb (omhein, omheint, omheinde, omheinden, omheind)

  1. omheinen
    umzäunen; einhegen; abzäunen; abgrenzen; abstecken
    • umzäunen verb (zäune um, zäunst um, zäunt um, zäunte um, zäuntet um, umgezäunt)
    • einhegen verb (hege ein, hegst ein, hegt ein, hegte ein, hegtet ein, eingehegt)
    • abzäunen verb (zäune ab, zäunst ab, zäunt ab, zäunte ab, zäuntet ab, abgezäunt)
    • abgrenzen verb (grenze ab, grenzt ab, grenzte ab, grenztet ab, abgegrenzt)
    • abstecken verb (stecke ab, steckst ab, steckt ab, steckte ab, stecktet ab, abgesteckt)

Conjugations for omheinen:

o.t.t.
  1. omhein
  2. omheint
  3. omheint
  4. omheinen
  5. omheinen
  6. omheinen
o.v.t.
  1. omheinde
  2. omheinde
  3. omheinde
  4. omheinden
  5. omheinden
  6. omheinden
v.t.t.
  1. heb omheind
  2. hebt omheind
  3. heeft omheind
  4. hebben omheind
  5. hebben omheind
  6. hebben omheind
v.v.t.
  1. had omheind
  2. had omheind
  3. had omheind
  4. hadden omheind
  5. hadden omheind
  6. hadden omheind
o.t.t.t.
  1. zal omheinen
  2. zult omheinen
  3. zal omheinen
  4. zullen omheinen
  5. zullen omheinen
  6. zullen omheinen
o.v.t.t.
  1. zou omheinen
  2. zou omheinen
  3. zou omheinen
  4. zouden omheinen
  5. zouden omheinen
  6. zouden omheinen
en verder
  1. is omheind
  2. zijn omheind
diversen
  1. omhein!
  2. omheint!
  3. omheind
  4. omheinend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for omheinen:

VerbRelated TranslationsOther Translations
abgrenzen omheinen afbakenen; afdekken; afpalen; afschermen; afschutten; afzetten; begrenzen; beknotten; beperken; beschermen; beschutten; omlijnen; uitstippelen; uitzetten
abstecken omheinen afbakenen; afpalen; afspelden; afzetten; begrenzen; omlijnen; uitstippelen; uitzetten
abzäunen omheinen afbakenen; afdekken; afpalen; afschermen; afschotten; afschutten; afzetten; begrenzen; beknotten; beperken; beschermen; beschutten; omlijnen
einhegen omheinen afbakenen; afpalen; afzetten; begrenzen; bijsluiten; bijvoegen; insluiten; omlijnen; omsingelen; omsluiten; toevoegen
umzäunen omheinen afbakenen; afdekken; afpalen; afschermen; afschutten; afzetten; begrenzen; beknotten; beperken; beschermen; beschutten; omlijnen

Wiktionary Translations for omheinen:

omheinen
verb
  1. aan alle kanten omsluiten