Translate ondeugd from Dutch to German

Summary

Dutch to German: more detail...

ondeugd:
- Sünde; Untugend; Unsittlichkeit; Scheusal; häßlicheKerl; Rotznase; Lausbub; Bengel; Schelm
Wiktionary:
- ondeugd → Laster, Lasterhaftigkeit

Dutch

Detailed Translations for ondeugd from Dutch to German

de ondeugd (zedelijke slechtheid; zonde)
die Sünde; die Untugend; die Unsittlichkeit
- Sünde [die ~] noun
- Untugend [die ~] noun
- Unsittlichkeit [die ~] noun
de ondeugd (guitigheid)
Scheusal; der häßlicheKerl
- Scheusal [das ~] noun
- häßlicheKerl [der ~] noun
de ondeugd (kwajongen; deugniet; boefje; bengel; schelm; vlegel; schavuit)
die Rotznase; der Lausbub; der Bengel; der Schelm
- Rotznase [die ~] noun
- Lausbub [der ~] noun
- Bengel [der ~] noun
- Schelm [der ~] noun

Noun	Related Translations	Other Translations
Bengel	bengel; boefje; deugniet; kwajongen; ondeugd; schavuit; schelm; vlegel	bengels; jongen; rakker; rekel; stouterd; vlegels
Lausbub	bengel; boefje; deugniet; kwajongen; ondeugd; schavuit; schelm; vlegel	deugniet; guit; rakker; snaak; stinkerd
Rotznase	bengel; boefje; deugniet; kwajongen; ondeugd; schavuit; schelm; vlegel	neus waaruit snot druipt; snotneus
Schelm	bengel; boefje; deugniet; kwajongen; ondeugd; schavuit; schelm; vlegel	boef; fielt; grappenmaker; guit; jongen; komiek; mallerd; mispunt; naarling; olijkerd; paljas; pias; picaro; rakker; rekel; rotzak; schavuit; schelm; schobbejak; schoft; schurk; smeerlap; smiecht; snaak; stinkerd; stouterd; uilenspiegel
Scheusal	guitigheid; ondeugd	boef; engerd; fielt; gedrocht; griezel; griezeltje; lelijkerd; misbaksel; monster; mormel; schobbejak; schurk; wangedrocht; wanschepsel
Sünde	ondeugd; zedelijke slechtheid; zonde
Unsittlichkeit	ondeugd; zedelijke slechtheid; zonde	onkuisheid
Untugend	ondeugd; zedelijke slechtheid; zonde
häßlicheKerl	guitigheid; ondeugd

Cross Translation:

From	To	Via
• ondeugd	→ Laster; Lasterhaftigkeit	↔ vice — bad habit