Summary
Dutch to German:   more detail...
  1. ontspringen:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for ontspring from Dutch to German

ontspringen:

ontspringen verb (ontspring, ontspringt, ontsprong, ontsprongen, ontsprongen)

  1. ontspringen (voortkomen uit; uitkomen; ontstaan uit; )
    entstehen; entspringen; hervorgehen
    • entstehen verb (entstehe, entstehst, entsteht, entstand, entstandet, entstanden)
    • entspringen verb (entspringe, entspringst, entspringt, entsprang, entsprangt, entsprungen)
    • hervorgehen verb (gehe hervor, gehst hervor, geht hervor, ging hervor, gingt hervor, hervorgegangen)

Conjugations for ontspringen:

o.t.t.
  1. ontspring
  2. ontspringt
  3. ontspringt
  4. ontspringen
  5. ontspringen
  6. ontspringen
o.v.t.
  1. ontsprong
  2. ontsprong
  3. ontsprong
  4. ontsprongen
  5. ontsprongen
  6. ontsprongen
v.t.t.
  1. ben ontsprongen
  2. bent ontsprongen
  3. is ontsprongen
  4. zijn ontsprongen
  5. zijn ontsprongen
  6. zijn ontsprongen
v.v.t.
  1. was ontsprongen
  2. was ontsprongen
  3. was ontsprongen
  4. waren ontsprongen
  5. waren ontsprongen
  6. waren ontsprongen
o.t.t.t.
  1. zal ontspringen
  2. zult ontspringen
  3. zal ontspringen
  4. zullen ontspringen
  5. zullen ontspringen
  6. zullen ontspringen
o.v.t.t.
  1. zou ontspringen
  2. zou ontspringen
  3. zou ontspringen
  4. zouden ontspringen
  5. zouden ontspringen
  6. zouden ontspringen
diversen
  1. ontspring!
  2. ontspringt!
  3. ontsprongen
  4. ontspringend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for ontspringen:

VerbRelated TranslationsOther Translations
entspringen ontspringen; ontspruiten; ontstaan uit; uitbotten; uitkomen; uitlopen; voortkomen uit ontstaan; oprijzen; rijzen; uitwijken voor iets; voortkomen
entstehen ontspringen; ontspruiten; ontstaan uit; uitbotten; uitkomen; uitlopen; voortkomen uit afwisselen; herzien; in het leven roepen; maken; ontstaan; oprijzen; rijzen; scheppen; tot stand komen; veranderen; verwisselen; voortkomen; wijzigen
hervorgehen ontspringen; ontspruiten; ontstaan uit; uitbotten; uitkomen; uitlopen; voortkomen uit afkomstig zijn; afstammen; bewaarheid worden; blijken; ontspruiten; resulteren; spruiten; stammen; uitkomen; uitkomen bij; uitvloeien in; voortkomen

Wiktionary Translations for ontspringen:


Cross Translation:
FromToVia
ontspringen entspringen spring to life — start to exist