Summary
Dutch to German:   more detail...
  1. onwel worden:


Dutch

Detailed Translations for onwel worden from Dutch to German

onwel worden:

onwel worden verb (word onwel, wordt onwel, werd onwel, werden onwel, onwel geworden)

  1. onwel worden
    Unwohl werden; erbrechen

Conjugations for onwel worden:

o.t.t.
  1. word onwel
  2. wordt onwel
  3. wordt onwel
  4. worden onwel
  5. worden onwel
  6. worden onwel
o.v.t.
  1. werd onwel
  2. werd onwel
  3. werd onwel
  4. werden onwel
  5. werden onwel
  6. werden onwel
v.t.t.
  1. ben onwel geworden
  2. bent onwel geworden
  3. is onwel geworden
  4. zijn onwel geworden
  5. zijn onwel geworden
  6. zijn onwel geworden
v.v.t.
  1. was onwel geworden
  2. was onwel geworden
  3. was onwel geworden
  4. waren onwel geworden
  5. waren onwel geworden
  6. waren onwel geworden
o.t.t.t.
  1. zal onwel worden
  2. zult onwel worden
  3. zal onwel worden
  4. zullen onwel worden
  5. zullen onwel worden
  6. zullen onwel worden
o.v.t.t.
  1. zou onwel worden
  2. zou onwel worden
  3. zou onwel worden
  4. zouden onwel worden
  5. zouden onwel worden
  6. zouden onwel worden
diversen
  1. word onwel!
  2. wordt onwel!
  3. onwel geworden
  4. onwel wordend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for onwel worden:

VerbRelated TranslationsOther Translations
Unwohl werden onwel worden
erbrechen onwel worden braken; kotsen; overgeven; spugen; spuwen; uitbraken; vomeren

External Machine Translations:

Related Translations for onwel worden