Summary
Dutch to German:   more detail...
  1. op zijn bek gaan:


Dutch

Detailed Translations for op zijn bek gaan from Dutch to German

op zijn bek gaan:

op zijn bek gaan verb

  1. op zijn bek gaan (vallen; ten val komen; onderuitgaan)
    fallen; stürzen; hinfallen; ausrutschen; fliegen; stolpern; straucheln; purzeln
    • fallen verb (falle, fällst, fällt, fiel, fielt, gefallen)
    • stürzen verb (stürze, stürzest, stürzt, stürzte, stürztet, gestürzt)
    • hinfallen verb (falle hin, fällst hin, fällt hin, fiel hin, fielt hin, hingefallen)
    • ausrutschen verb (rutsche aus, rutschst aus, rutscht aus, rutschte aus, rutschtet aus, ausgerutscht)
    • fliegen verb (fliege, fliegst, fliegt, flog, flogt, geflogen)
    • stolpern verb (stolpere, stolperst, stolpert, stolperte, stolpertet, gestolpert)
    • straucheln verb (strauchele, strauchelst, strauchelt, strauchelte, straucheltet, gestrauchelt)
    • purzeln verb (purzele, purzelst, purzelt, purzelte, purzeltet, gepurzelt)

Translation Matrix for op zijn bek gaan:

VerbRelated TranslationsOther Translations
ausrutschen onderuitgaan; op zijn bek gaan; ten val komen; vallen blunderen; floepen; glippen; onderuitgaan; slippen; uitglibberen; uitglijden; uitschieten; uitschuiven; wegglippen; wegschieten
fallen onderuitgaan; op zijn bek gaan; ten val komen; vallen achteruitgaan; afdekken; afglijden; afnemen; afruimen; aftakelen; afzakken; buitelen; declineren; donderen; duikelen; inzinken; kelderen; minder worden; onder water gaan; ondergaan; onderuitgaan; onweren; opruimen; slippen; uitglibberen; uitglijden; uitschieten; uitschuiven; vervallen; wegglijden; wegschieten; wegzinken; zakken; zinken
fliegen onderuitgaan; op zijn bek gaan; ten val komen; vallen buitelen; duikelen; per vliegtuig reizen; vliegen
hinfallen onderuitgaan; op zijn bek gaan; ten val komen; vallen buitelen; duikelen; neerploffen; ploffen
purzeln onderuitgaan; op zijn bek gaan; ten val komen; vallen buitelen; duikelen; flikkeren; kelderen; kiepen; kieperen; tuimelen; vallen
stolpern onderuitgaan; op zijn bek gaan; ten val komen; vallen flikkeren; kelderen; kiepen; kieperen; strompelen; struikelen; tuimelen; vallen
straucheln onderuitgaan; op zijn bek gaan; ten val komen; vallen strompelen; struikelen
stürzen onderuitgaan; op zijn bek gaan; ten val komen; vallen buitelen; deponeren; donderen; duikelen; gieten; hardlopen; ineenduiken; kelderen; naar beneden donderen; naar beneden werpen; neerwerpen; omlaag werpen; onweren; rennen; schenken; steil afhellen; steil vallen; sterk in waarde dalen; storten; tempo maken; uitstorten

External Machine Translations:

Related Translations for op zijn bek gaan