Summary
Dutch to German:   more detail...
  1. openhakken:


Dutch

Detailed Translations for openhak from Dutch to German

openhakken:

openhakken verb (hak open, hakt open, hakte open, hakten open, opengehakt)

  1. openhakken
    aufhacken
    • aufhacken verb (hacke auf, hackst auf, hackt auf, hackte auf, hacktet auf, aufgehackt)

Conjugations for openhakken:

o.t.t.
  1. hak open
  2. hakt open
  3. hakt open
  4. hakken open
  5. hakken open
  6. hakken open
o.v.t.
  1. hakte open
  2. hakte open
  3. hakte open
  4. hakten open
  5. hakten open
  6. hakten open
v.t.t.
  1. heb opengehakt
  2. hebt opengehakt
  3. heeft opengehakt
  4. hebben opengehakt
  5. hebben opengehakt
  6. hebben opengehakt
v.v.t.
  1. had opengehakt
  2. had opengehakt
  3. had opengehakt
  4. hadden opengehakt
  5. hadden opengehakt
  6. hadden opengehakt
o.t.t.t.
  1. zal openhakken
  2. zult openhakken
  3. zal openhakken
  4. zullen openhakken
  5. zullen openhakken
  6. zullen openhakken
o.v.t.t.
  1. zou openhakken
  2. zou openhakken
  3. zou openhakken
  4. zouden openhakken
  5. zouden openhakken
  6. zouden openhakken
en verder
  1. is opengehakt
  2. zijn opengehakt
diversen
  1. hak open!
  2. hakt open!
  3. opengehakt
  4. openhakkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for openhakken:

VerbRelated TranslationsOther Translations
aufhacken openhakken