Dutch

Detailed Translations for opheffing from Dutch to German

opheffing:

opheffing [de ~ (v)] noun

  1. de opheffing (afschaffing)
    die Auflösung; die Schließung; Aufheben; die Liquidation; Abschaffen
  2. de opheffing (het omhoogheffen)
    die Aufhebung; die Hebung; Aufheben
  3. de opheffing (beëindigen; opheffen)
    Beendigen; Beenden

Translation Matrix for opheffing:

NounRelated TranslationsOther Translations
Abschaffen afschaffing; opheffing
Aufheben afschaffing; het omhoogheffen; opheffing annuleren; annulering; bergen; bewaren; herroepen; intrekken; nietigverklaring; ongeldig verklaren; opheffen; oprapen; rapen; tenietdoening; terugnemen
Aufhebung het omhoogheffen; opheffing afschaffing; annuleren; annulering; geheelonthouding; herroeping; nietigverklaring; ongeldig verklaren; ongeldigverklaring; tenietdoening
Auflösung afschaffing; opheffing antwoord; bederf; bederven; explosie; ontbinding; opheffing van vergadering; oplossing; resolutie; uitkomst; vergaan; verrotten; verwording
Beenden beëindigen; opheffen; opheffing afkrijgen
Beendigen beëindigen; opheffen; opheffing
Hebung het omhoogheffen; opheffing opgraving; prijslijst; tarievenlijst
Liquidation afschaffing; opheffing
Schließung afschaffing; opheffing
VerbRelated TranslationsOther Translations
Beenden Stoppen
Not SpecifiedRelated TranslationsOther Translations
Beenden Afsluiten; Oproep beëindigen

Related Translations for opheffing