Summary
Dutch to German:   more detail...
  1. opklappen:


Dutch

Detailed Translations for opklappen from Dutch to German

opklappen:

opklappen verb (klap op, klapt op, klapte op, klapten op, opgeklapt)

  1. opklappen
    hochklappen
    • hochklappen verb (klappe hoch, klappst hoch, klappt hoch, klappte hoch, klapptet hoch, hochgeklappt)

Conjugations for opklappen:

o.t.t.
  1. klap op
  2. klapt op
  3. klapt op
  4. klappen op
  5. klappen op
  6. klappen op
o.v.t.
  1. klapte op
  2. klapte op
  3. klapte op
  4. klapten op
  5. klapten op
  6. klapten op
v.t.t.
  1. heb opgeklapt
  2. hebt opgeklapt
  3. heeft opgeklapt
  4. hebben opgeklapt
  5. hebben opgeklapt
  6. hebben opgeklapt
v.v.t.
  1. had opgeklapt
  2. had opgeklapt
  3. had opgeklapt
  4. hadden opgeklapt
  5. hadden opgeklapt
  6. hadden opgeklapt
o.t.t.t.
  1. zal opklappen
  2. zult opklappen
  3. zal opklappen
  4. zullen opklappen
  5. zullen opklappen
  6. zullen opklappen
o.v.t.t.
  1. zou opklappen
  2. zou opklappen
  3. zou opklappen
  4. zouden opklappen
  5. zouden opklappen
  6. zouden opklappen
en verder
  1. is opgeklapt
  2. zijn opgeklapt
diversen
  1. klap op!
  2. klapt op!
  3. opgeklapt
  4. opklappend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for opklappen:

VerbRelated TranslationsOther Translations
hochklappen opklappen