Summary
Dutch to German: more detail...
- opslaan:
-
Wiktionary:
- opslaan → speichern
- opslaan → speichern, bunkern, verstecken, lagern
Dutch
Detailed Translations for opslaan from Dutch to German
opslaan:
Conjugations for opslaan:
o.t.t.
- sla op
- slaat op
- slaat op
- slaan op
- slaan op
- slaan op
o.v.t.
- sloeg op
- sloeg op
- sloeg op
- sloegen op
- sloegen op
- sloegen op
v.t.t.
- heb opgeslagen
- hebt opgeslagen
- heeft opgeslagen
- hebben opgeslagen
- hebben opgeslagen
- hebben opgeslagen
v.v.t.
- had opgeslagen
- had opgeslagen
- had opgeslagen
- hadden opgeslagen
- hadden opgeslagen
- hadden opgeslagen
o.t.t.t.
- zal opslaan
- zult opslaan
- zal opslaan
- zullen opslaan
- zullen opslaan
- zullen opslaan
o.v.t.t.
- zou opslaan
- zou opslaan
- zou opslaan
- zouden opslaan
- zouden opslaan
- zouden opslaan
en verder
- ben opgeslagen
- bent opgeslagen
- is opgeslagen
- zijn opgeslagen
- zijn opgeslagen
- zijn opgeslagen
diversen
- sla op!
- slat op!
- opgeslagen
- opslaand
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for opslaan:
Wiktionary Translations for opslaan:
opslaan
Cross Translation:
verb
opslaan
-
informatica|nld vastleggen of bewaren van gegevens
- opslaan → speichern
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• opslaan | → speichern | ↔ save — to write a file to a disk |
• opslaan | → bunkern; verstecken | ↔ stash — store away for later use |
• opslaan | → speichern | ↔ store — computing: write (something) into memory or registers |
• opslaan | → lagern; speichern | ↔ stocker — conserver en dépôt, entreposer. |