Noun | Related Translations | Other Translations |
Aufschub
|
onderbreking; respijt; uitstel
|
oponthoud; opschorting; verdaging; verlet; vertraging
|
Bedenkzeit
|
bedenktijd; respijt
|
|
Frist
|
bedenktijd; respijt; uitstel
|
aflooptijd; epoch; epoche; era; periode; sluitingstermijn; sluitingstijd; termijn; tijdlimiet; tijdperk; tijdsgewricht; tijdslimiet; tijdsverloop; tijdvak
|
Galgenfrist
|
respijt; uitstel
|
|
Unterbrechung
|
onderbreking; respijt; uitstel
|
bemoeienis; breken; breuk; inlating; inmenging; interruptie; onderbreken; onderbreking; pauze; rustpauze; scheiding; segregatie; storing; tussenpoos; verbreken; verbreking; verpozing
|
Verschiebung
|
onderbreking; respijt; uitstel
|
panning; verschuiving
|
Vertagung
|
respijt; uitstel
|
verdaging
|
Verzögerung
|
onderbreking; respijt; uitstel
|
herhaalvertraging; opgelopen vertraging; vertraging
|