Dutch
Detailed Translations for roffel from Dutch to German
roffel:
-
de roffel
der Trommelwirbel
Translation Matrix for roffel:
Noun | Related Translations | Other Translations |
Trommelwirbel | roffel | tromgeroffel |
Related Words for "roffel":
roffel form of roffelen:
-
roffelen (trommelen; de trom roeren)
Conjugations for roffelen:
o.t.t.
- roffel
- roffelt
- roffelt
- roffelen
- roffelen
- roffelen
o.v.t.
- roffelde
- roffelde
- roffelde
- roffelden
- roffelden
- roffelden
v.t.t.
- heb geroffeld
- hebt geroffeld
- heeft geroffeld
- hebben geroffeld
- hebben geroffeld
- hebben geroffeld
v.v.t.
- had geroffeld
- had geroffeld
- had geroffeld
- hadden geroffeld
- hadden geroffeld
- hadden geroffeld
o.t.t.t.
- zal roffelen
- zult roffelen
- zal roffelen
- zullen roffelen
- zullen roffelen
- zullen roffelen
o.v.t.t.
- zou roffelen
- zou roffelen
- zou roffelen
- zouden roffelen
- zouden roffelen
- zouden roffelen
diversen
- roffel!
- roffelt!
- geroffeld
- roffelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for roffelen:
Verb | Related Translations | Other Translations |
einenWirbelschlagen | de trom roeren; roffelen; trommelen | aanmodderen; prutsen; rommelen |
rasseln | de trom roeren; roffelen; trommelen | aanmodderen; kletteren; prutsen; rammelen; reutelen; rochelen; rommelen |
trommeln | de trom roeren; roffelen; trommelen | aanmodderen; prutsen; rommelen |
wirbeln | de trom roeren; roffelen; trommelen | aanmodderen; draaien; dwarrelen; kolken; naar beneden zweven; prutsen; rommelen; ronddraaien; rondtollen; tollen; wervelen; wielen; zwieren |