Summary
Dutch to German:   more detail...
  1. ruit:
  2. ruien:
  3. ruiten:
  4. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for ruit from Dutch to German

ruit:

ruit [de ~] noun

  1. de ruit (vensterruit; raam; venster)
    die Fensterscheibe
  2. de ruit (vensterglas; raam; glas)
    Fenster; Glas; die Fensterscheibe; die Glasscheibe; Fensterglas; die Scheibe

Translation Matrix for ruit:

NounRelated TranslationsOther Translations
Fenster glas; raam; ruit; vensterglas venster
Fensterglas glas; raam; ruit; vensterglas glas; glazen venster
Fensterscheibe glas; raam; ruit; venster; vensterglas; vensterruit
Glas glas; raam; ruit; vensterglas glas; glazen venster
Glasscheibe glas; raam; ruit; vensterglas glasschijf
Scheibe glas; raam; ruit; vensterglas inkeping; insnijding; jaap; plakje; schijfje; snede; snee

Related Words for "ruit":


Related Definitions for "ruit":

  1. figuur met vier rechte zijden en scherpe hoeken1
    • als je de rechthoek vervormt krijg je een ruit1
  2. glas in een raam1
    • hij schopte met de bal een ruit stuk1
  3. patroon van kruisende lijnen1
    • een rok met een Schotse ruit1

Wiktionary Translations for ruit:

ruit
noun
  1. Geometrie: Viereck mit vier gleichlangen Seiten
  2. Geometrie: Viereck mit zwei Paaren gleich langer aneinander grenzender Seiten

Cross Translation:
FromToVia
ruit Raute lozenge — rhombus
ruit Rhombus; Raute rhombus — A parallelogram having all sides of equal length
ruit Fenster; Windauge window — opening for light and air
ruit Scheibe; Fensterscheibe; Glasscheibe windowpane — piece of glass filling a window
ruit Raute; Diamant losange — Quadrilatère équilatéral
ruit Scheibe; Glas vitreplaque de verre située sur une ouverture telle qu’une porte ou une fenêtre.

ruien:

ruien verb (rui, ruit, ruide, ruiden, geruid)

  1. ruien (verharen)
    haaren
    • haaren verb (haare, haarst, haart, haarte, haartet, gehaart)

Conjugations for ruien:

o.t.t.
  1. rui
  2. ruit
  3. ruit
  4. ruien
  5. ruien
  6. ruien
o.v.t.
  1. ruide
  2. ruide
  3. ruide
  4. ruiden
  5. ruiden
  6. ruiden
v.t.t.
  1. heb geruid
  2. hebt geruid
  3. heeft geruid
  4. hebben geruid
  5. hebben geruid
  6. hebben geruid
v.v.t.
  1. had geruid
  2. had geruid
  3. had geruid
  4. hadden geruid
  5. hadden geruid
  6. hadden geruid
o.t.t.t.
  1. zal ruien
  2. zult ruien
  3. zal ruien
  4. zullen ruien
  5. zullen ruien
  6. zullen ruien
o.v.t.t.
  1. zou ruien
  2. zou ruien
  3. zou ruien
  4. zouden ruien
  5. zouden ruien
  6. zouden ruien
diversen
  1. rui!
  2. ruit!
  3. geruid
  4. ruiend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for ruien:

VerbRelated TranslationsOther Translations
haaren ruien; verharen

Related Words for "ruien":


Wiktionary Translations for ruien:


Cross Translation:
FromToVia
ruien mausern; häuten moult — To shed or lose a covering of fur, feathers or skin etc.

ruiten:

ruiten adj

  1. ruiten

ruiten [de ~] noun, plural

  1. de ruiten
    die Glasscheiben

Translation Matrix for ruiten:

NounRelated TranslationsOther Translations
Glasscheiben ruiten
ModifierRelated TranslationsOther Translations
kariert ruiten geblokt; geruit; ruitvormig

Related Words for "ruiten":


Wiktionary Translations for ruiten:


Cross Translation:
FromToVia
ruiten Karo diamonds — one of the four suits of playing cards, marked with the symbol ♦