Summary
Dutch
Detailed Translations for slijmen from Dutch to German
slijmen:
-
slijmen (slijm opgeven)
Conjugations for slijmen:
o.t.t.
- slijm
- slijmt
- slijmt
- slijmen
- slijmen
- slijmen
o.v.t.
- slijmde
- slijmde
- slijmde
- slijmden
- slijmden
- slijmden
v.t.t.
- heb geslijmd
- hebt geslijmd
- heeft geslijmd
- hebben geslijmd
- hebben geslijmd
- hebben geslijmd
v.v.t.
- had geslijmd
- had geslijmd
- had geslijmd
- hadden geslijmd
- hadden geslijmd
- hadden geslijmd
o.t.t.t.
- zal slijmen
- zult slijmen
- zal slijmen
- zullen slijmen
- zullen slijmen
- zullen slijmen
o.v.t.t.
- zou slijmen
- zou slijmen
- zou slijmen
- zouden slijmen
- zouden slijmen
- zouden slijmen
en verder
- ben geslijmd
- bent geslijmd
- is geslijmd
- zijn geslijmd
- zijn geslijmd
- zijn geslijmd
diversen
- slijm!
- slijmt!
- geslijmd
- slijmend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for slijmen:
Noun | Related Translations | Other Translations |
Schleimen | slijmen | |
Verb | Related Translations | Other Translations |
geifern | slijm opgeven; slijmen | donderen; kwijlen; onweren; zeveren |
schleimen | slijm opgeven; slijmen | slijm opgeven |
Related Words for "slijmen":
slijmen form of slijm:
-
de slijm
Translation Matrix for slijm:
Noun | Related Translations | Other Translations |
Geifer | slijm | |
Sabber | slijm | kwijl; slijmachtig speeksel |
Schleim | slijm | fluim; kwat; kwijl; rochel; slijmachtig speeksel; speeksel; spog; spuug |