Summary


Dutch

Detailed Translations for stafjes from Dutch to German

staf:

staf [de ~ (m)] noun

  1. de staf (leidinggevend personeel; kader)
    der Kader; führendes Personal
  2. de staf (staaf; baton; stang; stok)
    der Stock; der Stab; die Stange
  3. de staf (personeel)
    Personal; die Arbeitskraft; der Angestellten

Translation Matrix for staf:

NounRelated TranslationsOther Translations
Angestellten personeel; staf arbeidskrachten; bediening; besturing; employees; mankracht; werknemers
Arbeitskraft personeel; staf aandrift; arbeider; arbeidskracht; arbeidsvermogen; daadkracht; energie; esprit; fut; kracht; macht; mankracht; momentum; puf; vermogen; werker; werkkracht; werklust; werkman; werknemer; werkvermogen; werkzaamheid
Kader kader; leidinggevend personeel; staf
Personal personeel; staf arbeidskrachten; employees; mankracht; personeel; werknemers
Stab baton; staaf; staf; stang; stok bâton; dirigeerstaf; estafettestokje; polsstok; spijl; staaf; stijl; tralie
Stange baton; staaf; staf; stang; stok mast; paal; pastille; plak; reep; reep chocolade; spijl; staaf; staafje; staak; stijl; tablet; tralie
Stock baton; staaf; staf; stang; stok bijenkorf; dierenkolonie; etage; intensivering; laag; niveau; peil; plan; stand; verdieping; woonlaag
führendes Personal kader; leidinggevend personeel; staf

Related Words for "staf":

  • stafje, stafjes

Wiktionary Translations for staf:

staf
noun
  1. een stok bedoeld voor ondersteuning of onderscheiding van een persoon

Cross Translation:
FromToVia
staf Stab staff — long, straight stick
staf Stab wand — stick or staff, used to perform a useful function
staf Barre; Stange; Stab; Stecken; Stock bâton — Morceau de bois assez long
staf Angel; Spazierstock; Stock; Angelrute; Stab; Stecken canne — Nom générique donner à plusieurs espèces de roseaux, tels que le roseau commun, la canne d’Inde, la canne odorante, le bambou, etc.