Dutch

Detailed Translations for stamp from Dutch to German

stampen:

stampen verb (stamp, stampt, stampte, stampten, gestampt)

  1. stampen (fijnstampen)
    stampfen; zerstampfen; feinstampfen
  2. stampen (stampvoeten)
    strampeln; aufstampfen
    • strampeln verb (strampele, strampelst, strampelt, strampelte, strampeltet, gestrampelt)
    • aufstampfen verb (stampfe auf, stampfst auf, stampft auf, stampfte auf, stampftet auf, aufgestampft)

Conjugations for stampen:

o.t.t.
  1. stamp
  2. stampt
  3. stampt
  4. stampen
  5. stampen
  6. stampen
o.v.t.
  1. stampte
  2. stampte
  3. stampte
  4. stampten
  5. stampten
  6. stampten
v.t.t.
  1. heb gestampt
  2. hebt gestampt
  3. heeft gestampt
  4. hebben gestampt
  5. hebben gestampt
  6. hebben gestampt
v.v.t.
  1. had gestampt
  2. had gestampt
  3. had gestampt
  4. hadden gestampt
  5. hadden gestampt
  6. hadden gestampt
o.t.t.t.
  1. zal stampen
  2. zult stampen
  3. zal stampen
  4. zullen stampen
  5. zullen stampen
  6. zullen stampen
o.v.t.t.
  1. zou stampen
  2. zou stampen
  3. zou stampen
  4. zouden stampen
  5. zouden stampen
  6. zouden stampen
en verder
  1. ben gestampt
  2. bent gestampt
  3. is gestampt
  4. zijn gestampt
  5. zijn gestampt
  6. zijn gestampt
diversen
  1. stamp!
  2. stampt!
  3. gestampt
  4. stampend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for stampen:

VerbRelated TranslationsOther Translations
aufstampfen stampen; stampvoeten aankloppen; aantikken; kloppen; tikken
feinstampfen fijnstampen; stampen
stampfen fijnstampen; stampen inhameren; instampen; klossen; lopen met geluid; stommelen; zwaar stappen
strampeln stampen; stampvoeten
zerstampfen fijnstampen; stampen

Wiktionary Translations for stampen:


Cross Translation:
FromToVia
stampen kicken; treten kick — strike with or raise the foot or leg
stampen stampfen; zerstampfen; trampeln stomp — trample heavily on something or someone
stampen zerkleinern; zerdrücken; kleinstoßen; zermalmen; zerstampfen; zerstoßen broyer — Réduire en parcelles, en poudre ou en pâte.
stampen stampfen; zerstampfen fouler — Presser, avec les pieds, quelque chose qui cède
stampen stampfen piaffer — (manège) cheval qui, marcher, lève les jambes de devant fort haut et les abaisser frapper le sol sans presque avancer.
stampen kleinstoßen; zermalmen; zerstampfen; zerstoßen pilerbroyer, écraser quelque chose avec un pilon.