Translate stoeten from Dutch to German

Summary

Dutch to German: more detail...

stoeten:
- Züge; Umgänge; Prozessionen
stoet:
- Geleit; Begleitung; Aufzug; Umzug; Prozession; Konvoi; Pracht; Feier; Feierlichkeit; Festlichkeit
Wiktionary:
- stoet → Zug
- stoet → Prozession, Umzug

Dutch

Detailed Translations for stoeten from Dutch to German

de stoeten (optochten; processies; omgangen)
die Züge; die Umgänge; die Prozessionen
- Züge [die ~] noun
- Umgänge [die ~] noun
- Prozessionen [die ~] noun

Noun	Related Translations	Other Translations
Prozessionen	omgangen; optochten; processies; stoeten
Umgänge	omgangen; optochten; processies; stoeten	het omgaan; omgang; processies
Züge	omgangen; optochten; processies; stoeten	pelotons; teugen

de stoet (geleide; escorte; volgstoet)
Geleit; die Begleitung
- Geleit [das ~] noun
- Begleitung [die ~] noun
de stoet (optocht)
der Aufzug; der Umzug; die Prozession; der Konvoi
- Aufzug [der ~] noun
- Umzug [der ~] noun
- Prozession [die ~] noun
- Konvoi [der ~] noun
de stoet (processie; staatsie)
die Prozession; die Pracht; die Feier; die Feierlichkeit; die Festlichkeit
- Prozession [die ~] noun
- Pracht [die ~] noun
- Feier [die ~] noun
- Feierlichkeit [die ~] noun
- Festlichkeit [die ~] noun

Noun	Related Translations	Other Translations
Aufzug	optocht; stoet	lift
Begleitung	escorte; geleide; stoet; volgstoet	aantal personen bijeen; begeleiding; escorte; gezelschap; groep; vergezellen
Feier	processie; staatsie; stoet	ceremonie; feest; feestdag; feestelijkheid; festiviteit; jaarfeest; omhaal; opvoering; parade; plechtigheid; plichtpleging; show; staatsie; vertoning; viering; voorstelling
Feierlichkeit	processie; staatsie; stoet	ceremonie; deftigheid; eerbiedwaardigheid; feest; feestelijkheid; festiviteit; gedragenheid; omhaal; opvoering; parade; plechtigheid; plechtstatigheid; plichtpleging; show; staatsie; statigheid; vertoning; viering; voornaamheid; voorstelling; vormelijkheid
Festlichkeit	processie; staatsie; stoet	ceremonie; feest; feestelijkheid; feestje; feestviering; festiviteit; omhaal; opvoering; parade; party; plechtigheid; plichtpleging; show; staatsie; vertoning; viering; voorstelling
Geleit	escorte; geleide; stoet; volgstoet
Konvoi	optocht; stoet	konvooi
Pracht	processie; staatsie; stoet	ceremonie; glans; grandeur; grootsheid; indrukwekkendheid; luister; luxe; omhaal; overvloed; plechtigheid; plichtpleging; praal; pracht; pronk; rijkheid; schoonheid; weelde; weelderigheid
Prozession	optocht; processie; staatsie; stoet	ceremonie; omhaal; ommegang; plechtigheid; plichtpleging
Umzug	optocht; stoet	migratie; verhuizing; verplaatsing

stoet

noun

Cross Translation:

From	To	Via
• stoet	→ Prozession; Umzug	↔ procession — group of people or thing moving along in an orderly manner