Dutch
Detailed Translations for terugwerken from Dutch to German
terugwerken:
-
terugwerken (terugwerkende kracht hebben)
Conjugations for terugwerken:
o.t.t.
- werk terug
- werkt terug
- werkt terug
- werken terug
- werken terug
- werken terug
o.v.t.
- werkte terug
- werkte terug
- werkte terug
- werkten terug
- werkten terug
- werkten terug
v.t.t.
- heb teruggewerkt
- hebt teruggewerkt
- heeft teruggewerkt
- hebben teruggewerkt
- hebben teruggewerkt
- hebben teruggewerkt
v.v.t.
- had teruggewerkt
- had teruggewerkt
- had teruggewerkt
- hadden teruggewerkt
- hadden teruggewerkt
- hadden teruggewerkt
o.t.t.t.
- zal terugwerken
- zult terugwerken
- zal terugwerken
- zullen terugwerken
- zullen terugwerken
- zullen terugwerken
o.v.t.t.
- zou terugwerken
- zou terugwerken
- zou terugwerken
- zouden terugwerken
- zouden terugwerken
- zouden terugwerken
en verder
- ben teruggewerkt
- bent teruggewerkt
- is teruggewerkt
- zijn teruggewerkt
- zijn teruggewerkt
- zijn teruggewerkt
diversen
- werk terug!
- werkt terug!
- teruggewerkt
- terugwerkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for terugwerken:
Verb | Related Translations | Other Translations |
rückwirkend sein | terugwerken; terugwerkende kracht hebben |