Noun | Related Translations | Other Translations |
Geniertheit
|
bedeesdheid; geslotenheid; schroom; schuwheid; timiditeit; verlegenheid
|
gegeneerdheid; gêne; schroom; verlegenheid
|
Scheu
|
bedeesdheid; geslotenheid; schroom; schuwheid; timiditeit; verlegenheid
|
beschroomdheid; bevreesdheid; gegeneerdheid; gêne; huiverigheid; schroom; verlegenheid
|
Scheuheit
|
bedeesdheid; geslotenheid; schroom; schuwheid; timiditeit; verlegenheid
|
eenkennigheid; schroomvalligheid; schuwheid
|
Schüchternheit
|
bedeesdheid; geslotenheid; schroom; schuwheid; timiditeit; verlegenheid
|
beduusdheid; bleuheid; eenkennigheid; gegeneerdheid; gêne; schroom; schroomvalligheid; schuchterheid; schuwheid; verlegenheid
|
Verlegenheit
|
bedeesdheid; geslotenheid; schroom; schuwheid; timiditeit; verlegenheid
|
bleuheid; eenkennigheid; gegeneerdheid; gêne; schroom; schroomvalligheid; schuchterheid; schuwheid; verlegenheid
|
Verschlossenheit
|
bedeesdheid; geslotenheid; schroom; schuwheid; timiditeit; verlegenheid
|
gereserveerdheid; stilzwijgendheid; terughoudendheid; zwijgzaamheid
|
Zaghaftigkeit
|
bedeesdheid; geslotenheid; schroom; schuwheid; timiditeit; verlegenheid
|
eenkennigheid; gegeneerdheid; gêne; schroom; schroomvalligheid; schuwheid; verlegenheid
|
Zurückhaltung
|
bedeesdheid; geslotenheid; schroom; schuwheid; timiditeit; verlegenheid
|
afstandelijkheid; gereserveerdheid; kilte; koelheid; koelte; stilzwijgendheid; terughoudendheid; zwijgzaamheid
|