Translate titel from Dutch to German

Summary

Dutch to German: more detail...

titel:
- Anspruchtitel; Titel; Überschrift; Anfang einer Brief; Anfang; Aufschrift; Titelzeile; Legende; Buchtitel; Rechtstitel
Wiktionary:
- titel → Titel
- titel → Titel, Eigentumsnachweis

Dutch

Detailed Translations for titel from Dutch to German

de titel (waardigheidstitel)
der Anspruchtitel
- Anspruchtitel [der ~] noun
de titel (aanhef; hoofd)
der Titel; der Überschrift; der Anfang einer Brief; der Anfang
- Titel [der ~] noun
- Überschrift [der ~] noun
- Anfang einer Brief [der ~] noun
- Anfang [der ~] noun
de titel (opschrift)
die Aufschrift; die Titelzeile; der Überschrift; die Legende
- Aufschrift [die ~] noun
- Titelzeile [die ~] noun
- Überschrift [der ~] noun
- Legende [die ~] noun
de titel (boektitel)
der Titel; der Buchtitel
- Titel [der ~] noun
- Buchtitel [der ~] noun
de titel (rechtstitel; aanspraak; rechtsgrond; recht)
der Rechtstitel
- Rechtstitel [der ~] noun
de titel
der Titel
- Titel [der ~] noun

Noun	Related Translations	Other Translations
Anfang	aanhef; hoofd; titel	aanvang; aanvangstijd; begin; beginne; begintijd; binnenkomst; entree; intocht; intrede; inzet; opening; start; starttijd; vertrektijd
Anfang einer Brief	aanhef; hoofd; titel
Anspruchtitel	titel; waardigheidstitel
Aufschrift	opschrift; titel
Buchtitel	boektitel; titel
Legende	opschrift; titel	bijschrift; geschiedenis; legenda; legende; onderschrift; overlevering; randschrift; relaas; sage; traditie; verdichtsel; verhaal; verhaaltje; vertelling; vertelsel
Rechtstitel	aanspraak; recht; rechtsgrond; rechtstitel; titel	geldige titel
Titel	aanhef; boektitel; hoofd; titel	gelid; graad; grammaticaal predikaat; kop; krantenkop; nummer; predikaat; rang; rangorde; titelbalk; wetenschappelijke graad
Titelzeile	opschrift; titel
Überschrift	aanhef; hoofd; opschrift; titel	kop; krantenkop
Not Specified	Related Translations	Other Translations
Überschrift		berichtkop; header

aanduiding dat je kampioen bent¹
- deze club haalt de wereldtitel¹
aanduiding die je voor of achter je naam mag zetten¹
- 'jonkheer' en 'ingenieur' zijn titels¹
naam van een verhaal, boek, film, etc¹
- wat is de titel van dit gedicht?¹

titel

noun

Cross Translation:

From	To	Via
• titel	→ Titel	↔ title — prefix or suffix added to a name
• titel	→ Titel; Eigentumsnachweis	↔ title — certificate of ownership
• titel	→ Titel	↔ title — name of a book, etc
• titel	→ Titel	↔ titre — désignation