Dutch
Detailed Translations for toehappen from Dutch to German
toehappen:
-
toehappen (toebijten; happen; dichtbijten; toesnauwen)
Conjugations for toehappen:
o.t.t.
- hap toe
- hapt toe
- hapt toe
- happen toe
- happen toe
- happen toe
o.v.t.
- hapte toe
- hapte toe
- hapte toe
- hapten toe
- hapten toe
- hapten toe
v.t.t.
- heb toegehapt
- hebt toegehapt
- heeft toegehapt
- hebben toegehapt
- hebben toegehapt
- hebben toegehapt
v.v.t.
- had toegehapt
- had toegehapt
- had toegehapt
- hadden toegehapt
- hadden toegehapt
- hadden toegehapt
o.t.t.t.
- zal toehappen
- zult toehappen
- zal toehappen
- zullen toehappen
- zullen toehappen
- zullen toehappen
o.v.t.t.
- zou toehappen
- zou toehappen
- zou toehappen
- zouden toehappen
- zouden toehappen
- zouden toehappen
en verder
- ben toegehapt
- bent toegehapt
- is toegehapt
- zijn toegehapt
- zijn toegehapt
- zijn toegehapt
diversen
- hap toe!
- hapt toe!
- toegehapt
- toehappend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
toehappen (happen in)
Translation Matrix for toehappen:
Noun | Related Translations | Other Translations |
Anbeißen | happen in; toehappen | aanbijten |
Reinbeißen | happen in; toehappen | |
Verb | Related Translations | Other Translations |
anbeißen | dichtbijten; happen; toebijten; toehappen; toesnauwen | aanbijten; aanvreten |
beißen | dichtbijten; happen; toebijten; toehappen; toesnauwen | inetsen |
zubeißen | dichtbijten; happen; toebijten; toehappen; toesnauwen |