Summary
Dutch to German:   more detail...
  1. uiteen doen gaan:


Dutch

Detailed Translations for uiteen doen gaan from Dutch to German

uiteen doen gaan:

uiteen doen gaan verb

  1. uiteen doen gaan (ontbinden; opheffen)
    aufheben; auflösen
    • aufheben verb (hebe auf, hiebst auf, hieb auf, hob auf, hobt auf, aufgehoben)
    • auflösen verb (löse auf, löst auf, löste auf, löstet auf, aufgelöst)

Translation Matrix for uiteen doen gaan:

NounRelated TranslationsOther Translations
aufheben deining; ophef
VerbRelated TranslationsOther Translations
aufheben ontbinden; opheffen; uiteen doen gaan afbestellen; afbetalen; afgelasten; afrekenen; afzeggen; annuleren; archiveren; behoeden; behouden; bergen; beschermen; bewaren; conserveren; deponeren; heffen; intrekken; leggen; lichten; naar boven tillen; neerleggen; nietig verklaren; nullificeren; omhoog brengen; omhoogheffen; ondervangen; opbergen; opdoeken; opheffen; oppakken; oppikken; oprapen; oprichten; opruimen; opslaan; opsnappen; optillen; optrekken; overeindzetten; plaatsen; teniet doen; terugdraaien; tillen; vereffenen; verijdelen; vernietigen; verrekenen; wegleggen
auflösen ontbinden; opheffen; uiteen doen gaan afbetalen; afbreken; afrekenen; beëindigen; desintegreren; detacheren; exploderen; forceren; in een vloeistof opgaan; kraken; losbreken; loskrijgen; losmaken; lostornen; loswerken; omzetten; ontbinden; ontcijferen; ontdekken; ontknopen; ontraadselen; ontrafelen; ontwaren; ontwarren; opdoeken; openbreken; opheffen; oplossen; opsporen; scheiden; stukmaken; tornen; tot een oplossing brengen; uit elkaar gaan; uit elkaar vallen; uiteengaan; uiteenvallen; uithalen; uitpluizen; uitrafelen; uittrekken; uitvezelen; uitzoeken; van elkaar gaan; verbreken; verbrijzelen; vereffenen; verrekenen

Related Translations for uiteen doen gaan