Dutch
Detailed Translations for uitfilteren from Dutch to German
uitfilteren:
-
uitfilteren
Conjugations for uitfilteren:
o.t.t.
- filter uit
- filtert uit
- filtert uit
- filteren uit
- filteren uit
- filteren uit
o.v.t.
- filterde uit
- filterde uit
- filterde uit
- filterden uit
- filterden uit
- filterden uit
v.t.t.
- heb uitgefilterd
- hebt uitgefilterd
- heeft uitgefilterd
- hebben uitgefilterd
- hebben uitgefilterd
- hebben uitgefilterd
v.v.t.
- had uitgefilterd
- had uitgefilterd
- had uitgefilterd
- hadden uitgefilterd
- hadden uitgefilterd
- hadden uitgefilterd
o.t.t.t.
- zal uitfilteren
- zult uitfilteren
- zal uitfilteren
- zullen uitfilteren
- zullen uitfilteren
- zullen uitfilteren
o.v.t.t.
- zou uitfilteren
- zou uitfilteren
- zou uitfilteren
- zouden uitfilteren
- zouden uitfilteren
- zouden uitfilteren
en verder
- ben uitgefilterd
- bent uitgefilterd
- is uitgefilterd
- zijn uitgefilterd
- zijn uitgefilterd
- zijn uitgefilterd
diversen
- filter uit!
- filtert uit!
- uitgefilterd
- uitfilterend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for uitfilteren:
Verb | Related Translations | Other Translations |
herausfiltern | uitfilteren |