Dutch
Detailed Translations for uitvorsen from Dutch to German
uitvorsen:
-
uitvorsen
auskundschaften; ausforschen-
auskundschaften verb (kundschafte aus, kundschaftest aus, kundschaftet aus, kundschaftete aus, kundschaftetet aus, ausgekundschaftet)
-
Conjugations for uitvorsen:
o.t.t.
- vors uit
- vorst uit
- vorst uit
- vorsen uit
- vorsen uit
- vorsen uit
o.v.t.
- vorste uit
- vorste uit
- vorste uit
- vorsten uit
- vorsten uit
- vorsten uit
v.t.t.
- heb uitgevorst
- hebt uitgevorst
- heeft uitgevorst
- hebben uitgevorst
- hebben uitgevorst
- hebben uitgevorst
v.v.t.
- had uitgevorst
- had uitgevorst
- had uitgevorst
- hadden uitgevorst
- hadden uitgevorst
- hadden uitgevorst
o.t.t.t.
- zal uitvorsen
- zult uitvorsen
- zal uitvorsen
- zullen uitvorsen
- zullen uitvorsen
- zullen uitvorsen
o.v.t.t.
- zou uitvorsen
- zou uitvorsen
- zou uitvorsen
- zouden uitvorsen
- zouden uitvorsen
- zouden uitvorsen
en verder
- ben uitgevorst
- bent uitgevorst
- is uitgevorst
- zijn uitgevorst
- zijn uitgevorst
- zijn uitgevorst
diversen
- vors uit!
- vorst uit!
- uitgevorst
- uitvorsend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for uitvorsen:
Verb | Related Translations | Other Translations |
ausforschen | uitvorsen | doorvorsen; doorvragen; doorzagen; naspeuren; nasporen; ondervragen; onderzoeken; overhoren; speuren; uithoren; uitvragen; verhoren; vorsen |
auskundschaften | uitvorsen | bespieden; ontraadselen; ontrafelen; ontwarren; uitpluizen; uitrafelen; uitvezelen; uitzoeken; verspieden |