Dutch

Detailed Translations for vaagheid from Dutch to German

vaagheid:

vaagheid [de ~ (v)] noun

  1. de vaagheid (onbestemd gevoel)

Translation Matrix for vaagheid:

NounRelated TranslationsOther Translations
Unbestimmtheit onbestemd gevoel; vaagheid onbestembaarheid
Ungewißheit onbestemd gevoel; vaagheid onbestembaarheid; onzekerheid
Verschwommenheit onbestemd gevoel; vaagheid
unbestimmtes Gefühl onbestemd gevoel; vaagheid

Related Words for "vaagheid":


vaag:


Translation Matrix for vaag:

AdjectiveRelated TranslationsOther Translations
- verward
ModifierRelated TranslationsOther Translations
diesig flauw; mistig; nevelachtig; onduidelijk; onhelder; vaag; vagelijk; wazig heiig; vervaagd; weggezakt in het geheugen
dumpf niet helder; onduidelijk; vaag afgedempt; banaal; bedompt; benauwd; beslagen; doezelig; dof; drukkend; duf; gedempt; glansloos; grauwkleurig; grijs; grof; laag-bij-de-grond; lomp; mat; muf; plat; platvloers; schunnig; soezerig; suf; triviaal; vunzig
dumpfig niet helder; onduidelijk; vaag afgedempt; banaal; doezelig; dof; flets; gedempt; grauwkleurig; grijs; grof; laag-bij-de-grond; lomp; mat; niet helder; plat; platvloers; schunnig; soezerig; suf; triviaal; vunzig
dunkel flauw; mistig; nevelachtig; niet helder; onduidelijk; onhelder; vaag; vagelijk; wazig afgedempt; donker; duister; gedempt; onduidelijk; onverlicht; wollig
dunstig flauw; mistig; nevelachtig; onduidelijk; onhelder; vaag; vagelijk; wazig damp uitwasemend; dampachtig; dampig; heiig; vervaagd; weggezakt in het geheugen
fahl flauw; mistig; nevelachtig; onduidelijk; onhelder; vaag; vagelijk; wazig afgezaagd; bleek; eentonig; flauw; flets; grauw; kleurloos; monotoon; pips; saai; slaapverwekkend; suf; vaal; verschoten; vervelend
finster flauw; mistig; nevelachtig; niet helder; onduidelijk; onhelder; vaag; vagelijk; wazig afgedempt; donker; dreigend; duister; gedempt; grauwkleurig; grijs; huiveringwekkend; luguber; naargeestig; onduidelijk; onheilspellend; onverlicht; sinister; somber; triest; troosteloos; wollig; zwaarmoedig
flau flauw; mistig; nevelachtig; onduidelijk; onhelder; vaag; vagelijk; wazig armzalig; breekbaar; broos; dof; flauw; flets; fragiel; gammel; grauwkleurig; grijs; karig; krakkemikkig; krukkig; kwetsbaar; laf; lijzig; log; loom; mager; mat; niet helder; onbeholpen; onhandig; pover; schamel; schraal; schutterig; slungelig; smakeloos; stumperig; stuntelig; sukkelig; teer; wankel; zonder smaak; zonder zout; zouteloos; zoutloos; zwak
fragwürdig niet duidelijk; niet helder; onduidelijk; onhelder; onklaar; troebel; vaag donker; dubieus; duister; glibberig; obscuur; onguur; verdacht
grob niet helder; onduidelijk; vaag aanmatigend; afgedempt; banaal; barbaars; beestachtig; bot; brutaal; bruut; dierlijk; dorps; gedempt; godgeklaagd; grof; grofgebouwd; hard; hardhandig; heftig; hemeltergend; honds; hondsbrutaal; inhumaan; krukkig; laag-bij-de-grond; log; lomp; meedogenloos; monsterlijk; onbeheerst; onbeholpen; onbehouwen; onbeschaafd; onbeschaamd; onbeschoft; ongegeneerd; ongepast; onhandig; onhebbelijk; onheus; onkies; onmenselijk; onopgevoed; onsierlijk van gedaante; onstuimig; onvertogen; onvriendelijk; onzacht; plat; platvloers; plomp; respectloos; ruw; schunnig; schutterig; slungelig; stumperig; stuntelig; sukkelig; ten hemel schreiend; triviaal; verkeerd; verregaand; vervaagd; vrijpostig; vunzig; weggezakt in het geheugen; wreed; zeer ergerlijk
halblaut niet helder; onduidelijk; vaag afgedempt; gedempt; halfluid
neblig flauw; mistig; nevelachtig; onduidelijk; onhelder; vaag; vagelijk; wazig damp uitwasemend; dampachtig; dampig; heiig; mistig; nevelachtig; nevelig; onhelder; wazig
schattenhaft flauw; mistig; nevelachtig; niet helder; onduidelijk; onhelder; vaag; vaag zichtbaar; vagelijk; wazig afgedempt; gedempt; schemerig; schimmig
schwammig niet helder; onduidelijk; vaag afgedempt; gedempt; naar zweet ruikend; sponsachtig; sponzig; zweterig
trüb flauw; mistig; nevelachtig; niet duidelijk; niet helder; onduidelijk; onhelder; onklaar; troebel; vaag; vaag zichtbaar; vagelijk; wazig bedroefd; beslagen; dof; donker; drabbig; droef; droevig; druilerig; duister; glansloos; kommervol; mat; met neerslag; miezerig; naargeestig; nat; onduidelijk; onverlicht; onzuiver; regenachtig; rouwig; somber; treurig; triest; troebel; troebelachtig; troosteloos; verdrietig; vol met zorgen; wollig; zwaarmoedig
trübe flauw; mistig; nevelachtig; niet duidelijk; niet helder; onduidelijk; onhelder; onklaar; troebel; vaag; vaag zichtbaar; vagelijk; wazig baggerig; beslagen; dof; donker; drabbig; drassig; druilerig; duister; glansloos; mat; met neerslag; miezerig; modderig; morsig; nat; onduidelijk; onverlicht; onzuiver; pruttig; ranzig; regenachtig; rouwig; slibachtig; slibberig; slijkerig; slonzig; slordig; smerig; treurig; troebel; troebelachtig; verdrietig; vies; viezig; voddig; vuil; vunzig; wollig
unbestimmt flauw; mistig; nevelachtig; niet helder; onduidelijk; onhelder; vaag; vaag zichtbaar; vagelijk; wazig afgedempt; delicaat; gedempt; gevaarlijk; gewaagd; hachelijk; kritiek; lastig; netelig; niet doorzichtig; niet zeker; onbepaald; onbestemd; ondoorzichtig; onduidelijk; ongewis; onoverzichtelijk; onvast; penibel; precair; wollig
undeutlich niet duidelijk; niet helder; onduidelijk; onhelder; onklaar; troebel; vaag niet doorzichtig; ondoorzichtig; onduidelijk; onoverzichtelijk; wollig
ungewiß niet duidelijk; niet helder; onduidelijk; onhelder; onklaar; troebel; vaag los; niet zeker; onduidelijk; ongewis; onvast; rank; wankel; wankelbaar; wankelend; wollig
unklar niet duidelijk; niet helder; onduidelijk; onhelder; onklaar; troebel; vaag beneveld; niet doorzichtig; ondoorzichtig; onduidelijk; onoverzichtelijk; troebel; wazig; wollig
vage flauw; mistig; nevelachtig; niet duidelijk; niet helder; onduidelijk; onhelder; onklaar; troebel; vaag; vaag zichtbaar; vagelijk; wazig afgedempt; gedempt; schemerig; schimmig
verschwommen flauw; mistig; nevelachtig; niet helder; onduidelijk; onhelder; vaag; vaag zichtbaar; vagelijk; wazig afgedempt; beneveld; bot; gedempt; onscherp; troebel; vervaagd; wazig; weggezakt in het geheugen
verworren niet duidelijk; niet helder; onduidelijk; onhelder; onklaar; troebel; vaag geestelijk verward; in de war; niet zeker; ondersteboven; ongewis; onvast; verward

Related Words for "vaag":


Antonyms for "vaag":


Related Definitions for "vaag":

  1. niet goed zichtbaar of herkenbaar1
    • de personen op deze slechte foto zijn vaag1

Wiktionary Translations for vaag:

vaag
adjective
  1. iets wat niet duidelijk is, niet scherp omlijnen
vaag
Cross Translation:
FromToVia
vaag unklar; vage ambiguous — vague and unclear
vaag nebelhaft; schwach; unklar; undeutlich; ungenau; ungewiss; vage; verschwommen vague — not clearly expressed
vaag trübe touffu — Qui est en touffe, qui est épais, bien garnir.
vaag unbestimmt; vage; Wischiwaschi vague — indéfini... (Sens général)